Fund Award: Equity Global Small and Mid Cap •
AXA Rosenberg Global Small Cap Alpha
Model smallcapbeleggers
“Ons model doet het harde
analytische werk, maar
het is niet zo dat we op een
knop drukken en daarna
kunnen gaan golfen,” aldus
Gideon Smith (foto), CIO van AXA Rosenberg
in Londen.
De wereld van smallcapfondsen is
een wereld waarin je bij uitstek fondsbeheerders
met indrukwekkende verhalen
tegen het lijf loopt. Fondsbeheerders die
pareltjes vinden, die bij veel beleggers
onder de radar blijven omdat kleine
beursgenoteerde bedrijven nu eenmaal
op weinig aandacht van analisten kunnen
rekenen. Maar bij het prijswinnende
AXA Rosenberg Global Small Cap Alpha
fonds ben je voor dit soort verhalen aan
het verkeerde adres.
Het fonds wordt
gerund op basis van analysemodellen en
daarmee wordt sinds de lancering, vijftien
jaar geleden, zo’n 2,5% outperformance
per jaar gegenereerd. Met name
de laatste jaren waren goed – vandaar
de Award – omdat de correlatie tussen
de koers en winstontwikkelingen van
bedrijven weer intact is. Maar, hoewel
het fonds nadrukkelijk leunt op het geautomatiseerde
analysemodel, noemt
het zichzelf geen quantfonds.
Smith: “We zijn geen quantmanager.
We zijn een fundamentele belegger met
een systematische implementatie van
onze beleggingsfilosofie.” En de smallcapwereld
leent zich daar prima voor,
stelt Smith. De vijver telt zo’n 10.000
vissen, die systematisch ontleed worden
door het analysemodel waarbij gekeken
wordt naar waardering en toekomstige
winsten. Die twee factoren leiden tot
een koersdoel voor elk van de aandelen.
“Dat leidt uiteindelijk tot een gespreide
portefeuille van 400 tot 500 namen. Bij
ons gaat het niet om een paar briljante
stockpicks, maar om de combinatie van
alle posities.”
Elke smallcap wordt door
het model opgebroken. “Het model analyseert
de balans, maakt vergelijkingen
met de waardering van andere bedrijven
in dezelfde sector. En daaruit komt een
koersdoel en het oordeel: ondergewaardeerd of overgewaardeerd.” Natuurlijk,
het model en de fondsbeheerders die
het proces constant monitoren letten op
klassieke valkuilen als de liquidity trap (“de vijver is zo groot dat voor elk bedrijf
dat niet liquide genoeg is, er wel een
alternatief is met dezelfde winstgroeipotentie
en risicoparameters”) en value
trap (“sommige goedkope aandelen zijn
goedkoop vanwege een goede reden”).
Mooie outperformance
Om dat laatste probleem te tackelen
hebben ze bij AXA Rosenberg een eigen
model ontworpen om tot winstprognoses
van bedrijven te komen. Hard nodig,
want analistenrapporten zijn schaars.
De hamvraag is natuurlijk wel hoe accuraat
dat model is. “Het model zit in 58%
van de gevallen goed. Dat lijkt misschien
een laag percentage, maar als je die score
constant haalt en gebruikt binnen een
goed gespreide portefeuille, kun je tot
een mooie outperformance komen.”
Dat
lukt dus al vijftien jaar, met gemiddeld
2,5%. Maar er zijn moeilijke perioden
geweest, als beleggers de rekenmachines
en bierviltjes inruilen voor het driftig
hameren op de risk off- (of risk on) knop,
kortom in tijden dat macro-economische
gebeurtenissen de toon zetten. Het jaar 2009 was
daarom een moeilijk jaar vanwege de
disconnectie tussen de koers en winstontwikkelingen.
“Maar als het stof neerdwarrelt en
de connectie tussen die twee hersteld
wordt, halen we de schade snel
in.”
En daarnaast wordt het model
continue verbeterd. “Je kunt ook niet
alleen naar de laatste data kijken, die
moet je constant blijven vergelijken
met cijfers uit het verleden. Het is
echt serieuze fundamentele analyse,
waarvan het proces doorlopend wordt
uitgebreid en verbeterd.” Dit jaar
zou opnieuw een goed jaar kunnen
worden, als de fundamentals ertoe
blijven doen. “Maar we monitoren de
ontwikkelingen in Oekraïne zorgvuldig.
Dat zijn dingen die het model niet
ziet, daarom kijken wij naar welke
holdings in de portefeuille door een
escalatie kunnen worden geraakt. Het
is niet zo dat we op een knop drukken
en daarna lekker kunnen gaan
golfen.”