Ik ga terug in de tijd. Het is eind december 2006, precies tien jaar geleden. U kunt beleggen in een gestructureerd beleggingsproduct dat met betrekking tot het rendement gekoppeld is aan de inflatie in de komende tien jaar.
Daarnaast kan er extra rendement worden behaald als in een mandje van 125 onderliggende bedrijfsobligaties slechts een beperkt aantal creditevents zal plaatsvinden.
Er zijn veel beleggers die dit product, de Bonus Inflatie Obligatie uitgegeven door en met hoofdsomgarantie van Rabobank, aanschaften. Ik was zelf ook enthousiast en gaf de constructie een zeer hoge 8,8 als eindcijfer.
Gewone obligatie beter
Indien beleggers op dat moment hadden geweten dat we aan de vooravond stonden van een grote kredietcrisis, waarbij het hele financiële stelsel zou wankelen, hadden zij zich nog wel twee keer bedacht om in een dergelijke obligatie te stappen.
Zeker als u op dat moment ook had geweten dat de inflatie, en daarmee de rentevergoeding, de daarop volgende jaren steeds verder zou dalen. Een gewone obligatie tegen zo’n 5% vaste couponrente, had een veel betere keuze geleken.
Uit het gerealiseerde rendement van de Bonus Inflatie Obligatie blijkt dat voorkennis ook niet alles is. Want wie op grond van de wetenschap van de kredietcrisis en dalende inflatie de obligatie links liet liggen, ontzegde zichzelf een hoop rendement.
Toch een toprendement
Eind december 2016 werd de aflossing van de obligatie vastgesteld en deze kwam uit op 190,5%. Het maximaal haalbare was 200% als geen enkele van de onderliggende bedrijfsleningen in de problemen was gekomen.
Naast deze aflossing ontvingen beleggers van het eerste uur jaarlijks gemiddeld 1,6% aan inflatievergoeding. Alles bij elkaar betekent dit een jaarrendement van een kleine 8%. Niet slecht voor een obligatie die qua rendementsvoorwaarden een perfect storm moest doorstaan.
In dit opzicht is het jammer dat Rabobank zich nagenoeg geheel heeft teruggetrokken van de markt van (openbaar uit te geven) gestructureerde producten. Net als veel andere grote Nederlandse partijen.
Belangstelling pensioenfondsen
Met deze beleggingsproducten, mits goed geconstrueerd, kunnen beleggers veel beter hun risico- en rendementsdoelstellingen nastreven dan met een volledige overgave aan de grillen van de markt. Het zijn niet alleen de grote financiële instellingen die zich afzijdig houden van de uitgifte van producten waar behoefte aan bestaat.
Hetzelfde geldt voor de Nederlandse overheid. Ik doel dan met name op een type leningen waar vast en zeker veel vraag naar zal zijn: de inflatie gerelateerde obligaties. Uiteraard zal een dergelijke lening er anders uitzien dan die van Rabobank, met de koppeling aan de bedrijfsleningen voor extra rendement.
Maar een obligatie waarbij een reële rente wordt gegeven en daarnaast de komende inflatie wordt vergoed, kan zeker bij pensioenfondsen op grote belangstelling rekenen. Is een dergelijke lening ook voordelig voor de staat zelf?
Hogere inflatieverwachting
Momenteel worden inflatieobligaties uitgegeven door Duitsland, Frankrijk en Italië. Als ik kijk naar de reële rente op deze obligaties, dan ligt die voor Frankrijk, met afloopdatum 2024 op -0,93%. Een vergelijkbare obligatie met vaste couponrente rendeert 0,28%.
Dat betekent dat de gemiddelde inflatieverwachting tot en met 2024 ongeveer 1,21% bedraagt. Dat is iets hoger dan de 1% inflatieverwachting die de afgelopen maanden werd genoteerd. Hoe hoger de verwachte inflatie, hoe interessanter het kan worden om inflatieobligaties uit te geven.
De actuele inflatie in de eurozone, zo werd recent bekend, bedraagt 1,1%. Een simpel rekensommetje leert dat voor de staat het voordeliger is een indexlening uit te geven in plaats van een reguliere lening met vaste coupon, als de gemiddelde inflatie tot en met 2024 niet boven de 1,2% uitkomt.
Niet speculeren
Gezien de recent opgelopen inflatieverwachtingen en het streven van de ECB de geldontwaarding richting 2% te brengen, lijkt een dergelijke uitgifte nu niet verstandig. Echter, het financieringsbeleid van de Nederlandse staat is niet gebaseerd op een rentevisie en ook niet op een inflatievisie.
Dat zou speculeren zijn met een bedrag van 363 miljard aan staatschuld. Er is echter een andere reden waarom de Nederlandse overheid (nog) niet met inflatiegerelateerde obligaties komt. Inflatieobligaties zouden te veel onrust geven in de begroting.
Immers, de kosten van dergelijke leningen staan vooraf niet vast, terwijl de cashflow van een lening met vaste coupon vooraf exact bekend is. Dat argument gold al in de tijd dat ik nog bij het Agentschap van Financiën werkte.
Geen rentevisie
Het contra argument aangaande inflatiegerelateerde obligaties is geheel gebaseerd op de nominale beoordeling en waardering van de begroting en staatsschuld. Een oplopende inflatie leidt bij dergelijke leningen zeker tot hogere (nominale) rentekosten, maar daar staat tegenover dat de begrotingsopbrengsten ook toenemen.
In reële termen leveren inflatieobligaties juist een bijdrage aan een stabiele begroting. De belangstelling van met name pensioenfondsen voor dergelijke leningen kan bovendien tot een extra lage reële rente leiden.
Wat betreft de verwachting dat de inflatie de komende jaren gaat stijgen en een obligatie met vaste rente beter zal uitpakken. Als minster van Financiën zou ik mij daar maar niet te veel op baseren.
De ervaringen met de Bonus Inflatie Obligatie leert dat lenen met een (rente)visie maar beter achterwege kan blijven. Met de finish van het ministerschap in zicht toch maar eens een inflatie-obligatie overwegen, meneer Dijsselbloem?