Mensis Horribilis September is zo'n slechte maand nog niet: de negatieve bijsmaak komt vooral van de periode voor 1991. 12 september 2013 12:00 • Door Jeroen Blokland De vakantie is voorbij, het voetbal is weer begonnen en de regen komt al met bakken uit de hemel. Het is september! Traditioneel verre van een leuke maand voor beleggers. Dat weet iedereen. Toch kan het geen kwaad die beleggersclichés zo nu en dan eens onder de loep te nemen. Wat blijkt? September is inderdaad een magere maand voor aandelen. Echter, in de laatste twintig jaar hebben andere maanden het nog wat slechter gedaan. Een blik op kalendermaandrendementen. Septembermaand, verliesmaandIn de figuur hieronder staan de gemiddelde rendementen per kalendermaand van de S&P500 index sinds 1928. Ik gebruik Amerikaanse aandelen omdat daarvan meer historie beschikbaar is. Verder dan 1928 gaat mijn Bloomberg niet terug. De grafiek liegt er niet om. Sinds 1928 is september inderdaad veruit de slechtste maand voor aandelen. Gemiddeld genomen bedroeg het verlies dik een procent. Dat is bijna een procent meer dan februari, na september de minst aantrekkelijke maand. Ook opvallend is het verschil tussen de beste (juli) en de slechtste maand. Dat bedraagt 2,63 procentpunt. Niet veel? Wel veel als we in ogenschouw nemen dat de risicopremie op aandelen (het rendement bovenop staatsobligaties) ongeveer 3.5% bedraagt. Een strategie waarbij je alleen long aandelen zat in juli en alleen short in september zou het dus niet zo verkeerd gedaan hebben. Zeker niet omdat dit betekent dat je maar twee maanden in het jaar aandelenrisico loopt. Nu is 1928 natuurlijk best lang geleden. Hoe scoort september als we ook naar een kortere horizon kijken? Om een antwoord op die vraag te vinden, heb ik voor nog twee perioden de gemiddelde rendementen per kalendermaand berekend. Eén periode start in 1970 en eentje in 1991. Het jaar 1970 is bijna halverwege de hele dataset en is bovendien ook het startpunt van veel MSCI indices. Dat maakt een eventuele vergelijking met andere landen zinvoller. En 1991 is een arbitrair startpunt om te bekijken hoe het in de laatste decennia is geweest. Niet te kort en niet te lang. Minder pijnHieronder staan de gemiddelde rendementen per kalendermaand op de S&P500 Index voor deze twee perioden. September scoort ook nu niet best. Het rendement is in beide perioden negatief. Sinds 1970 lijken de resultaten behoorlijk op die vanaf 1928. September is veruit de slechtste maand met een gemiddelde koersdaling van 0.7%. Het verschil tussen de beste en slechtste maand is 2,50 procentpunt, dichtbij het verschil gemeten over de gehele periode. Echter, juli (nu zevende) heeft de eerste plaats moeten afstaan aan december. In de meest recente periode, vanaf 1991, ziet het plaatje er toch wat anders uit. September is nog steeds een maand waarin je je geld beter ‘veilig’ op de bank had kunnen zetten. Maar, het verlies is teruggelopen tot 0,3%. Belangrijker: september is helemaal niet die horrormaand van weleer. Het rendement in juni en augustus is lager en ook het gemiddelde rendement in februari is negatief. Sinds 1991 valt de wreedheid van september voor aandelen dus eigenlijk wel mee. Laten we verder kijken dan alleen september. De vergelijking van het gemiddelde rendement per kalendermaand levert namelijk nog een paar interessante waarnemingen op. In de figuur hieronder staan de veranderingen in het gemiddelde rendement per kalenderjaar over de drie verschillende perioden weergegeven. De blauwe balken geven het verschil in rendement weer tussen de meest recente periode (vanaf 1991) en de gehele periode (vanaf 1928). De oranje balken geven het verschil weer in kalendermaandrendement tussen de meest recente periode en de periode vanaf 1970. Verschuiving Januari-effect?De figuur onthult een aantal interessante ontwikkelingen. Ten eerste heeft januari, doorgaans gezien als één van de meest aantrekkelijke maanden van het jaar, flink wat van zijn glans verloren. In de periode vanaf 1991 ligt het rendement met 0,7% respectievelijk 0,6% lager dan in de perioden daarvoor en is niet meer dan een middenmoter. Dat kan er op wijzen dat naarmate beleggers bekender zijn geworden met het ‘januari-effect’ het rendement in die maand lager is uitgevallen. Die gedachte wordt versterkt door het gegeven dat het gemiddelde rendement in december sinds 1991 hoger ligt dan in de perioden daarvoor. En dat terwijl december al een heel goede maand voor aandelen was. Mogelijk stappen beleggers in anticipatie op het januari-effect alvast in december in. Ten tweede, het gemiddelde rendement in de traditionele zomermaanden, juni, juli en augustus, is behoorlijk omlaag gekomen in de meest recente periode. Sinds 1991 kun je aandelen in de zomer maar beter links laten liggen. Het rendement is negatief in twee van die drie maanden. Tegelijkertijd zijn de rendementen in het voorjaar (maart, april, mei) flink verbeterd. April is zelfs de beste maand. De lente doet aandelen goed. Tot slot, wanneer een en ander wordt samengevoegd, blijkt dat het seizoenseffect, gedefinieerd als het verschil in rendement tussen de winterperiode (nov-april) en de zomerperiode (mei-okt), zowel in de periode sinds 1970 als die sinds 1991 sterker is geworden. Tussen ‘winter’ en ‘zomer’ zit 5,9% respectievelijk 5,6% verschil, tegen 3,0% sinds 1928. Dat is best veel als je bedenkt dat het totaalrendement op aandelen zo rond de 8% ligt historisch gezien. Voor de geïnteresseerde, alle ins en outs over het seizoenseffect zijn te vinden in Doeswijk (2005)1. ConclusieSeptember is historisch gezien een slechte maand voor (Amerikaanse) aandelen. Maar het ‘horrorgehalte’ is niet constant. Sinds 1991 valt september helemaal niet zo uit de toon. Ja, het rendement is negatief, maar andere maanden deden het in deze periode slechter. Dit in tegenstelling tot het gemiddelde rendement van de maand september sinds 1928. Daaraan ontleent september met recht zijn status als ‘mensis horribilis’. 1 Doeswijk, Ronald Q., The Optimism Cycle: Sell in May (November 2005). Available at SSRN. Jeroen Blokland is sinds 2009 portefeuillemanager binnen het Robeco Global Allocation-team. Hij is fondsmanager van de Robeco ONE and Multi Asset fondsen. Deel via:
Assetallocatie 22 apr Janus Henderson kiest voor cyclisch Europa Janus Henderson Investors kiest voor smallcaps en Europese aandelen. Volgens de Brits-Amerikaanse vermogensbeheerder houden beleggers te weinig rekening met een groeivertraging in de VS veroorzaakt door een langer hoog blijvende rente.
Opinie 18 apr Yes! Wereldwijde groei versnelt In 2023 presteerde de Amerikaanse economie beter dan de meeste andere regio's in de wereld. Ook in 2024 gaat het de VS voor de wind, waarbij Grace Peters van J.P. Morgan Private Bank verwacht dat de economische groei in de rest van de wereld nu ook in een hogere versnelling gaat.
Assetallocatie 18 apr Van Lanschot Kempen koopt niet langer Japanse aandelen Van Lanschot Kempen is afgestapt van zijn overwogen-positie in Japanse aandelen. De bedrijfswinsten ontwikkelen zich nog steeds goed, maar de waarderingen beginnen flink op te lopen.
Assetallocatie 17 apr Cashberg langs de lijn gaat nergens naartoe Gerben Lagerwaard van State Street Global Advisors gelooft er niets van dat de gigantische hoeveelheid geld die nu in geldmarktfondsen is geparkeerd binnen afzienbare tijd naar de aandelenmarkt wordt gealloceerd.
Assetallocatie 16 apr "Impact aanval van Iran op financiële markten is beperkt" "De directe actie van Iran tegen Israël dit weekend heeft geleid tot de vrees voor verdere escalatie, maar bij afwezigheid van een volledige crisis in de regio - wat niet ons basisscenario is - denken we dat de impact op de financiële markten beperkt zal blijven." Dat schrijft Greg Hirt van Allianz Global Investors.
Assetallocatie 16 apr Amundi positiever over komende 10 jaar, negatiever over 25 jaar Amundi AM is sceptischer geworden over snelle maatregelen tegen het opwarmen van de aarde. De eerste 10 jaar is dat nog gunstig voor beleggers. Daarna wordt de rekening betaald.