Wat kost nou zo'n ETF? Lage kosten zijn een pré van ETF's, maar in de praktijk blijken de kosten van de ETF sterk af te wijken van de officiële kostenratio. 26 mei 2015 10:10 • Door Marcel Tak Hét grote voordeel van indexfondsen ten opzichte van actief beheerde fondsen zijn de lage kosten. De kostenfactor van de ETF is dan ook het belangrijkste unique selling pointwaarmee de diverse aanbieders elkaar beconcurreren. Momenteel zijn er diverse aanbieders die voor een ETF een TER (Total Expense Ratio) hanteren van minder dan 0,1%. In de praktijk blijken de kosten van de ETF (sterk) af te wijken van de officiële kostenratio. Zoals u weet hanteer ik in mijn analyses van ETF's de werkelijke kosten. De werkelijke kosten zijn simpelweg het verschil tussen de indexprestatie en het resultaat van het indexfonds. In het algemeen komt naar voren dat die werkelijke kosten (veel) hoger liggen dan de TER. In een recent artikel besteedde Morningstar België aandacht aan de kosten van indexfondsen. Zij spreken in het artikel ook van werkelijke kosten en geven een aantal factoren waardoor deze hoger zijn dan de opgegeven officiële kosten. Het is een interessant en aan te bevelen artikel, maar ik heb wel een fundamentele kritische aantekening bij de Morningstaranalyse. Het betreft de gehanteerde indexprestatie bij de vaststelling van de werkelijke kosten van het indexfonds. Kostenverschillen In een (eerste) voorbeeld geeft Morningstar de officiële tarieven van zeven ETF's op de MSCI Emerging Market indices. Deze blijken gemiddeld 0,51% per jaar te bedragen. Echter, de werkelijke kosten, het verschil tussen de MSCI EM index en de ETF's op deze index, bedroegen in 2014 gemiddeld 0,89%. Het gemiddelde rendement van de EM-index lag op 11,38%, terwijl dat van de ETF's op 10,49% uitkwam. Dit verschil tussen werkelijke en officiële kosten is geen verbazingwekkende uitkomst. Het komt overeen met de conclusies van mijn eigen ETF kostenanalyses. Maar dan komt Morningstar met een tweede prestatievergelijking, die tussen ETF's op de bekende Eurostoxx50 index en de index zelf. De conclusie van Morningstar is een opmerkelijke: via passieve beleggingsfondsen is het mogelijk beter te presteren dan de benchmark zelf. De cijfers bewijzen deze stelling. Bruto of netto? De fondsensite onderzocht maar liefst tien verschillende ETF's op de Eurostoxx50 index en kwam over 2014 tot een gemiddeld rendement van 4,81%. Over dezelfde periode behaalde de Eurostoxx50 index zelf een rendement van 4,01%. Dat betekent dat de indexfondsen gemiddeld 0,80% beter presteerden dan de index. De officiële kostenratio van de fondsen was gemiddeld 0,16%. Hoe kan het dat ondanks deze (op zichzelf lage) officiële kosten, de ETF's gemiddeld beter presteren dan de index? De verklaring is eenvoudig: Morningstar hanteert in de vergelijking de netto-return index. Dat is de index waarin het nettodividend, dus na aftrek van de dividendbelasting, wordt herbelegd. Dat is precies wat de meeste fondsaanbieders doen. Het is vaak ook de officiële doelstelling van een indexfonds: het (zo goed mogelijk) volgen van de netto-return-index. Ik vind het onjuist dat bij de beoordeling van de prestatie van een indexfonds (alleen) de netto-index wordt gebruikt. Voor een zuiver inzicht zou de bruto-index moeten worden gehanteerd. De bruto-index laat het rendement zien inclusief dividend waarop de belasting nog niet is ingehouden. Rekenfout Dat leidt tot een beter indexresultaat, zeker als het om de Eurostoxx50 index gaat met een relatief hoog dividendrendement en daarmee een hoog bedrag aan dividendbelasting. Het brutorendement van de Eurostoxx50 index over 2014 lag op 4,93%, duidelijk hoger dan de 4,01% voor de netto-index. Vergeleken met dit brutorendement betekent dit dat de ETF's op de Eurostoxx50 index met het gemiddelde resultaat van 4,81% helemaal niet beter dan de index zelf presteerden. De werkelijke kosten bedragen op basis van de bruto-index 0,12%. Dat is overigens nog altijd fractioneel beter dan de gemiddelde 0,16% aan officiële kosten. Dat kan met verschillende factoren te maken hebben, maar is daarnaast zeker te wijten aan een rekenfout van Morningstar. Zo geeft de fondsenanalist aan dat het rendement over 2014 van de EasyETF op de Eurostoxx50 index gelijk zou zijn aan 6,26%, maar liefst 2,25% beter dan het resultaat van de (netto)index. Dat is uitzonderlijk veel. Echter, volgens Morningstar Frankrijk behaalde het BNP Paribas fonds over 2014 slechts 4,2% rendement, ruim achter de bruto-index en nauwelijks beter dan de netto-index. De Nederlandse Morningstarsite laat zelfs een rendement van 1,5% zien voor het EasyETF fonds... Slordig met cijfers Ik ga maar naar de bron zelf en constateer dat volgens beheerder EasyETF het fonds in 2014 een rendement van 4,96% scoorde. Maar als Eurostoxx50 resultaat geeft EasyETF een percentage van 4,28% aan, hoger dan de officiële netto-index (4,01%) maar lager dan de bruto index van 4,93%. Beheerders zijn slordig met het aangeven van (index)prestaties, want iShares geeft voor dezelfde index ober 2014 een rendement van 3,93%. Als ik zelf het gemiddelde rendement bereken van de tien Eurostoxx50 ETF's, maar nu met de correcte cijfers (inclusief nog een paar andere gevonden kleinere verschillen) dan blijken de tien fondsen gemiddeld een rendement te hebben behaald van 4,67%. Dat is een verschil van 0,26% ten opzichte van de bruto-index en daarmee hoger dan de officiële kosten van gemiddeld 0,16%. Dat is weer in lijn met wat u kan verwachten van de prestatie van de ETF ten opzichte van de index en van de officiële TER Mijn conclusie is dat een correct oordeel van de ETF-prestatie moet worden geveld via een vergelijking met de bruto-index. Ik ben van mening dat toezichthouders ETF aanbieders zouden moeten verplichten naast de netto-indexprestatie ook die van de bruto-index weer te geven. Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
J. Safra Sarasin Sustainable Asset Management 18 apr "Reshoring biedt mooie kansen voor groene beleggers" Volgens fondsmanager Daniel Lurch van het JSS Sustainable Equity Green Planet fonds van J. Safra Sarasin profiteren met name de duurzaamste bedrijven van de huidige herschikking van de wereldwijde productieketen. Welke dat zijn?
Impactbeleggen 11 apr “Het is fijn om goed te doen” Ook buiten Nederland is impactbeleggen ontdekt. Het Schotse Baillie Gifford bijvoorbeeld lanceerde in 2017 het Positive Change Fund. Vlak voor Pasen was Rosie Rankin, medeverantwoordelijk voor dit fonds, over in Amsterdam voor de tweedaagse Impact Europe Summit in de Beurs van Berlage. Rob Stallinga sprak met haar.
Impactbeleggen 03 apr "Impactbeleggers staan aan de goede kant van de geschiedenis" Hadewych Kuiper, directeur beleggingen bij Triodos IM, is niet onder de indruk van alle berichten dat duurzaam beleggen het beste heeft gehad. "Zo ziet tegenwerking van vooruitgang eruit."
Impactbeleggen 30 jan JSS Green Planet Fund: Kansrijk beleggen in een groene toekomst Beleggen in de toekomst is volgens S. Safra Sarasin beleggen in de groene transitie. Lees meer over het JSS Sustainable Equity Green Planet Fund, dat in de laatste drie jaar niet alleen hard is gegroeid maar ook sterk heeft gepresteerd.
ESG 17 jan ESG is dood, lang leve ESG 2.0! Matt Christensen, hoofd duurzaam en impact beleggen bij Allianz Global Investors, schetst de vijf belangrijkste duurzaamheidsthema's van 2024. Politieke verdeeldheid dreigt het grootste struikelblok te worden.
ESG 01 nov Biodiversiteitsverlies, het megarisico dat slechts enkelen zien Het verlies van biodiversiteit is volgens De Nederlandsche Bank (DNB) een groot risico voor de financiële stabiliteit. Cardano heeft een methode ontwikkeld om dit verlies te meten en zo de beleggingsrisico’s in kaart te brengen. IEXProfs sprak met Dennis van der Putten, Chief Sustainability Officer bij Cardano.