Tak’s ETF-conclusies Werkelijke kosten van ETF's zijn hoger dan we vaak denken. De informatie kan ook op bepaalde punten een stuk beter. 1 oktober 2013 16:40 • Door Marcel Tak Bijna twee jaar geleden startte ik met mijn recensies van indexproducten. De reden was dat naar mijn idee indexfondsen niet die eenvoudige en goedkope beleggingsinstrumenten zijn als gedacht. Net zoals ik al sinds 2004 doe met gestructureerde producten, analyseer ik daarom de structuur, de kosten en de informatie van deze sterk in populariteit toegenomen fondsen. Op 20 november 2011 verschenen mijn eerste recensies, van ETF’s met de AEX als onderliggende waarde. Nadien volgden er nog elf andere onderliggende waarden, waarbij ik in totaal zeventig producten heb besproken. Wat zijn mijn voornaamste conclusies? Natuurlijk is een belangrijk aspect van mijn bevindingen de kosten die de ETF’s beleggers in rekening brengen. Indexproducten zijn mede populair vanwege de veronderstelde beperkte kosten. Als we kijken naar de Total Expense Ratio’s (TER) dan lijken de kosten ook verleidelijk laag. Als het percentage boven de 0,5 uitkomt is dat al uitzonderlijk. Maar de werkelijke kosten geven een ander beeld. Werkelijke kosten zijn het verschil tussen de prestatie van het fonds en die van de onderliggende index. De verschillen blijken duidelijk groter dan de opgegeven TER. Dat heeft te maken met het feit dat sommige kosten, zoals transactiekosten, niet in de TER zijn opgenomen. De resultaten van de verschillende onderliggende indices en de bijbehorende kosten staan in de tabel hieronder. Onderliggende waarde TER WKn WKb AEX 0,30 0,90 - Eurostoxx 50 0,20 0,81 - Euro-overheidsobligaties Indices 0,19 0,45 - Grondstoffen 0,53 1,21 - MSCI Emerging Markets Index 0,58 1,30 - Duurzame Energie Indices 0,66 0,66 - Hoogdividendaandelen Indices 0,32 0,00 1,45 MSCI World Index 0,43 0,49 1,09 MSCI USA Index 0,33 0,06 0,75 Low volatility Indices 0,45 0,35 0,80 Multi asset Indices - - - Goudprijs 0,35 0,41 nvt Gebruik de bruto indexIn mijn eerste recensies vergeleek ik de ETF-prestatie met de netto total return index. Dat leidde tot de werkelijke netto kosten (WKn), zoals in de tabel hierboven aangegeven. Bij mijn onderzoek van de duurzame energie- en de hoogdividend-ETF’s viel het mij op dat de nettokosten onder de TER uitkwam. Dat heeft te maken met het feit dat de netto-index exclusief de ingehouden bronbelasting is. Bruto-indices geven het indexrendement inclusief de bronbelasting, en dan ontstaat een ander beeld, zoals blijkt in de tabel onder WKb. De achterstand van de indexfondsen op de bruto-index is (uiteraard) groter dan die op de netto-index. Ook voor mij was het een belangrijk leermoment, om voortaan de bruto-index te gebruiken. Echter, lang niet alle uitgevende instellingen, en ook alle makers van de indices, geven deze informatie. Ik vind dat een gemis van beide partijen. Informatie: redelijk goedDat is meteen ook mijn tweede belangrijke conclusie. De informatie die uitgevende instellingen van passieve producten en de indexuitgevers geven is redelijk goed, maar nog niet optimaal. Zo vind ik dat de aanbieder op de website zowel de actuele en historische (minstens vijf jaar terug) gegevens van de netto intrinsieke waarde van het fonds, alsmede de bruto en netto return van de onderliggende index behoren te geven. Zowel in grafiek als in een te downloaden bestand. Alleen dan kan elke belegger zelf op eenvoudige wijze precies de prestatie van het fonds beoordelen. Onderliggende waardenEen laatste conclusie uit mijn onderzoeken tot nu toe is het toenemende probleem dat de grote hoeveelheid onderliggende waarden met zich meebrengt. Het wordt voor beleggers steeds moeilijker een goede keuze te maken. Dat kwam bijvoorbeeld sterk naar voren in mijn onderzoek naar de ETF’s op Europese staatsobligaties. Ik besprak zes van deze ETF’s, en elke index was anders samengesteld. De rendementsgevolgen waren groot. Over 2011 bijvoorbeeld was het hoogste rendement 9,6%, terwijl de slechtst scorende ETF 1,6% behaalde. Belangrijker dan de keuze van de ETF-aanbieder, is die van de onderliggende index. Ook met grondstoffen, schone energie en zelfs de goudprijs (fysiek of future) waren er grote verschillen. Indexfondsen bieden de belegger gemak, maar vooraf moet hij heel goed zijn huiswerk doen om te zien welke index de voorkeur heeft. Op het maken van een goed gefundeerde keuze, meer nog dan een analyse van de kosten, zal ik mijn toekomstige analyses richten Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
J. Safra Sarasin Sustainable Asset Management 18 apr "Reshoring biedt mooie kansen voor groene beleggers" Volgens fondsmanager Daniel Lurch van het JSS Sustainable Equity Green Planet fonds van J. Safra Sarasin profiteren met name de duurzaamste bedrijven van de huidige herschikking van de wereldwijde productieketen. Welke dat zijn?
Impactbeleggen 11 apr “Het is fijn om goed te doen” Ook buiten Nederland is impactbeleggen ontdekt. Het Schotse Baillie Gifford bijvoorbeeld lanceerde in 2017 het Positive Change Fund. Vlak voor Pasen was Rosie Rankin, medeverantwoordelijk voor dit fonds, over in Amsterdam voor de tweedaagse Impact Europe Summit in de Beurs van Berlage. Rob Stallinga sprak met haar.
Impactbeleggen 03 apr "Impactbeleggers staan aan de goede kant van de geschiedenis" Hadewych Kuiper, directeur beleggingen bij Triodos IM, is niet onder de indruk van alle berichten dat duurzaam beleggen het beste heeft gehad. "Zo ziet tegenwerking van vooruitgang eruit."
Impactbeleggen 30 jan JSS Green Planet Fund: Kansrijk beleggen in een groene toekomst Beleggen in de toekomst is volgens S. Safra Sarasin beleggen in de groene transitie. Lees meer over het JSS Sustainable Equity Green Planet Fund, dat in de laatste drie jaar niet alleen hard is gegroeid maar ook sterk heeft gepresteerd.
ESG 17 jan ESG is dood, lang leve ESG 2.0! Matt Christensen, hoofd duurzaam en impact beleggen bij Allianz Global Investors, schetst de vijf belangrijkste duurzaamheidsthema's van 2024. Politieke verdeeldheid dreigt het grootste struikelblok te worden.
ESG 01 nov Biodiversiteitsverlies, het megarisico dat slechts enkelen zien Het verlies van biodiversiteit is volgens De Nederlandsche Bank (DNB) een groot risico voor de financiële stabiliteit. Cardano heeft een methode ontwikkeld om dit verlies te meten en zo de beleggingsrisico’s in kaart te brengen. IEXProfs sprak met Dennis van der Putten, Chief Sustainability Officer bij Cardano.