Boosters: meer of minder risico dan Turbo's? Boosters: meer of minder risico? Zijn boosters risicovoller dan turbo's, zoals RBS zelf zegt? Volgens mij niet; het is een aanwinst voor turbobeleggers. 21 september 2012 11:45 • Door Marcel Tak “Boosters zijn risicovoller dan Turbo’s en uitsluitend geschikt voor zeer actieve en ervaren beleggers met een hoge risicoacceptatie en een korte termijn beleggingshorizon”. Zo begint de brochure van RBS over zijn nieuwe financiële product, genoteerd aan de Amsterdamse beurs: de Booster. Ik ben het niet eens met de opmerking over risico, maar daarover straks meer. Eerst besteed ik aandacht aan het product zelf. Op basis van het financiële DNA van de Booster is er een grote verwantschap met de Turbo. Beiden zijn hefboominstrumenten waarbij de uitgevende instelling, RBS, het grootste deel van de investering in de onderliggende waarde financiert. De belegger koopt slechts een klein gedeelte. Met die kleine investering speculeert de belegger op een koersstijging (long) of koersdaling (short) van de gehele onderliggende waarde (of een ratio daarvan). Op deze manier ontstaat de hefboom. Het grote verschil met de Turbo is dat bij de Booster het financieringsniveau gelijk is aan de stoploss. Geen restwaardeDe consequentie is duidelijk. Als de stoploss wordt doorbroken heeft de Booster geen restwaarde meer en is de belegger zijn gehele inleg kwijt. Bij de Turbo kan de belegger wel een restwaarde ontvangen, namelijk het verschil tussen afwikkelprijs en financieringsniveau. Het ontbreken van het verschil tussen stoploss en financieringsniveau heeft consequenties. RBS loopt, anders dan bij de Turbo, een risico op (groot) verlies. Als de stoploss is doorbroken, wordt de Booster afgewikkeld en verkoopt RBS de onderliggende waarde. Er is een reëel gevaar dat de verkoopprijs onder de stoploss ligt. Dat negatieve verschil is niet te verhalen op de bezitter van de Booster, die immers maximaal zijn inleg kan verliezen. Dat betekent dat de bank zelf het verlies incasseert. Vanwege dit risico vraagt de bank een vergoeding, die gap risk-premie wordt genoemd. Deze premie geldt niet voor de Turbo, aangezien bij het bereiken van de stoploss er een buffer is (tot aan het financieringsniveau). Turbo-verlies kan hoger zijnDeze buffer betekent dat de Turbo belegger het risico van verkoop onder de stoploss loopt (tot aan het financieringsniveau) en niet de bank. Onderstaand voorbeeld met toelichtende tekst geeft het kenmerkende verschil tussen Turbo en Booster weer: Als de AEX in één dag stijgt naar 340 is de Turbo 30 waard en de Booster mogelijk circa 21. De Booster behaalt niet de volle 10 punten winst, omdat de gap risk-premie waarschijnlijk lager is. De kans dat de stoploss wordt doorbroken is immers kleiner geworden door de koersstijging va de AEX. In het negatieve scenario, als de AEX door de stoploss van 320 punten breekt, is de Booster niets meer waard. Dat impliceert een verlies van 12. De (rest)waarde van de Turbo is onzeker en ligt tussen de 0 en 20. Onder ongunstige omstandigheden kan het verlies van de Turbo veel hoger uitvallen dan dat van de Booster. Booster is mínder riskantZo kom ik tot mijn conclusie dat de Booster juist minder riskant is dan de Turbo. Dat is ook logisch, want de Boosterbelegger wordt geconfronteerd met een gap risk-premie die de Turbobelegger niet betaalt. Het zou vreemd zijn als de Boosterbelegger een riskanter instrument in handen heeft, maar ook nog een risicopremie moet betalen. Dat het Boosterrisico voor de bank duidelijk hoger is dan voor de Turbo, blijkt ook uit het feit dat RBS een 3% opslag op de financieringskosten vraagt in plaats van de voor Turbo’s gebruikelijke 2%. Deze hogere opslag beargumenteert de bank ook vanuit de optiek van het hogere risico (voor de bank, dus juist niet voor de belegger!) ten opzichte van de Turbo. Kortom, ik durf de stelling aan dat de Booster een lager risico heeft dan de Turbo. Ik denk dat RBS in de brochure bedoelt dat 1000 euro investeren in de Booster een groter risico met zich meebrengt dan een 1000 euro investering in een turbo met hetzelfde stoploss niveau. Maar dat is zeker niet de manier om het risico van een financieel instrument te bepalen. StoplosskwestieEen ander interessant element uit de brochure is dat RBS stelt dat bij de Turbo de bank geen enkel belang heeft bij het in zicht komen van het stoplossniveau (door de buffer is het risico immers toch voor de Turbobelegger). Voor de Booster is dat anders, omdat de bank risico loopt. Dat betekent dat RBS al vóór het bereiken van de stoploss tot eventuele verkoop (of koop) van de onderliggende waarde kan overgaan. Dat betekent dat door die actie de stoploss eerder bereikt kan worden, wat nadelig is voor de Boosterbezitter. Toch goed om dat te weten, wat meteen duidelijk maakt dat Boosters alleen op zeer liquide onderliggende waarden kunnen worden uitgegeven. Dan wordt het voor Boosterbeleggers negatieve effect van stoplosstransacties enigszins beperkt. Ik vind het prijzenswaardig dat RBS dit effect duidelijk in de brochure vermeldt, waarmee de bank de transparantie van dit soort producten bevordert. Aanwinst voor TurbobeleggersMijn conclusie is dat de uitgifte van de Booster een aanwinst is voor de (Turbo)belegger, omdat met minder risico ingespeeld kan worden op snelle koersbewegingen. De Booster is ook een mooie aanvulling omdat andere uitgevende instellingen al dergelijke instrumenten hebben. Commerzbank en Citi geven reeds lange tijd Best Speeder uit, waarbij de belegger de keus heeft aan een grote hoeveelheid onderliggende waarden. ING heeft met zijn BEST Sprinter ook een gelijksoortig product, eveneens alleen met de AEX als onderliggende waarde. Wat mij betreft geldt: hoe meer concurrentie, hoe beter. Ik zal proberen binnenkort weer een vergelijkend warenonderzoek te doen naar de verschillende hefboomproducten om zo eventuele kwaliteit- en prijsverschillen naar boven te halen. Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
Assetallocatie 17 mei Obligaties van buiten de VS favoriet bij Pimco Pimco heeft een voorkeur voor Westerse obligaties buiten de VS en voor Amerikaanse largecaps met een sterke balans. De Magnificent Seven krijgen wel steeds meer concurrentie van de 493 andere S&P 500-bedrijven. Andere opvallende adviezen in de nieuwste outlook van Pimco?
Opinie 08 mei Zeer grote kans kans dat alles over 10 jaar hoger staat Beursblogger Ben Carlson kijkt bij zijn beleggingen altijd in de achteruitkijkspiegel. Op basis daarvan kun je er met grote zekerheid vanuit gaan dat de beurs over 10 jaar hoger staat, net als huizenprijzen, het algemene prijsniveau en het bbp.
Assetallocatie 07 mei Optimix gaat keihard tegen de markt in Volgens Optimix zijn de overeenkomsten tussen de internethype van begin 2000 en de huidige hype zo groot, dat de vermogensbeheerder tegen de markt ingaat. Aandelen zijn verkocht en met de opbrengst zijn inflation linked obligaties gekocht, grondstoffenposities ingenomen en is een deel cash gehouden.
aandelen 02 mei Aandelen doen het op de lange termijn altijd beter Beursblogger Jonathan Clements geeft 5 goede redenen om op de lange termijn altijd te vertrouwen op de veerkracht van aandelen.
Assetallocatie 02 mei Ook zonder renteverlaging zijn aandelen de beste keuze Evan Brown, hoofd multi-asset bij UBS AM, blijft positief over aandelen, ook als de inflatie hardnekkig hoog blijft en de beloofde renteverlagingen van de Fed er dit jaar niet gaan komen. "Dat er minder rekening wordt gehouden met renteverlagingen heeft meer te maken met de sterke economische groei dan met de hardnekkig hoge inflatie."
Assetallocatie 22 apr Janus Henderson kiest voor cyclisch Europa Janus Henderson Investors kiest voor smallcaps en Europese aandelen. Volgens de Brits-Amerikaanse vermogensbeheerder houden beleggers te weinig rekening met een groeivertraging in de VS veroorzaakt door een langer hoog blijvende rente.