De obligatierentes zijn recent weer wat opgeklommen, maar zitten nog altijd historisch gezien op extreem lage niveaus. Of het nou gaat om Europa of de VS.
Dat dwingt pensioenfondsen steeds verder in de richting van riskante beleggingen, constateert The Wall Street Journal.
Hoe erg dat is, daar verschillen de meningen over. Beleggingsstrateeg Thijs Knaap van de Nederlandse pensioenbeheerder APG - met 532 miljard euro onder beheer en ruim 4,5 miljoen pensioennemers - zegt bijvoorbeeld dat APG zich wel moet aanpassen.
"We bevinden ons in een beleggingsklimaat waarin je harder moet werken voor je geld. Dat betekent dat we meer risico's moeten nemen dan vroeger toen we in principe nog alles op obligaties konden zetten."
Grote pot geld
Duncan Hale van pensioenfondsfondsadviseur Willis Towers Watson zegt dat het bij zijn adviezen gaat om alternatieve beleggingen die maar iets buiten de normale beleggingshorizon van pensioenfondsen liggen. De risico's moeten dus niet worden overdreven.
Een ding is zeker, Willis Towers levert een dienst waar veel vraag naar is, want met wereldwijd ongeveer 12.500 miljard dollar aan obligaties met een negatief rendement is de zoektocht naar alternatieven voor pensioenfondsen belangrijk.
Uit cijfers van het Thinking Ahead Institute blijkt dat het aandeel alternatieve beleggingen in de portefeuilles van Amerikaanse, Britse, Australische, Canadese, Zwitserse en Nederlandse pensioenfondsen tussen 2008 en 2018 is opgelopen van 19% naar 26%. Het aandeel obligaties bleef overigens wel gelijk rond de 30%, wat niet zo gek is, want dalende rentestanden betekent ook hogere obligatiekoersen.
Rekenrente
De directe rendementen (koerswinsten) op obligatieportefeuilles waren met andere woorden de voorbije tien jaar helemaal niet zo slecht. Het probleem is dat pensioenverplichtingen tot ver in de toekomst reiken en dan betekent een lage rente een zware last.
Voor Nederlandse pensioenfondsen geldt dat nog meer dan in andere landen, schrijft The Wall Street Journal, omdat bij ons De Nederlandsche Bank voorschrijft dat de dekkingsgraad hoger dan 100% moet zijn. Gelijk volstaat niet.
De dekkingsgraad wordt overigens berekend door de actuele waarde van de portefeuille te delen door de contante waarde van de pensioenverplichtingen. Om dat laatste te berekenen wordt gebruikgemaakt van de zogenoemde discontovoet of rekenrente. Hoe lager deze rekenrente is - die afhankelijk is van de korte rente in de EU - hoe meer geld pensioenfondsen in kas moeten hebben.
Glastuinbouw
Pensioenfondsen moeten dus een wel behoorlijk rendement halen anders zakken ze bij de lage ECB-rente razendsnel onder de 100%.
Willis Towers adviseert om bijvoorbeeld te investeren in infrastructuurprojecten, treinen, glastuinbouw, private equity of nutsbedrijven. Maar ook obligaties met een hoger risicoprofiel uit opkomende markten of van bedrijven kunnen uitkomst bieden. Als het maar meer rendement oplevert dan de relatief veilige staatsobligaties uit de EU, Japan en de VS.
En volgens Hale is dat zo. Hij rekent op de lange termijn op 5% per jaar. Ter vergelijk, de rente op "veilige" staatsobligaties is de laatste paar maanden zoals gezegd opgelopen, maar het is nog altijd heel weinig.
In Duitsland is de rente op een Duitse tienjarige Bund tussen september en nu opgelopen van -0,71% naar -0,26%. De tienjarige Amerikaanse rente steeg gedurende dezelfde periode van 1,5% naar bijna 2%. Voor pensioenfondsen is dat nog altijd weinig.
Portefeuille APG
Geen wonder dat APG zijn portefeuille langzaam maar zeker aanpast. Volgens Knaap is het APG nu voor minder dan 40% belegd in obligaties, 34% in aandelen, 10% in vastgoed en 17% in alternatives zoals infrastructuur en hedgefondsen.