De spaartegoeden van alle Chinezen belopen dit jaar vijf biljoen dollar, twee biljoen meer dan die van alle Amerikanen. Als China de deuren van zijn kapitaalmarkt opent, zoals het land van plan is, vloeit deze muur aan spaargeld de wereld over. Omgekeerd zullen buitenlandse beleggers zich massaal storten op Chinese bezittingen. Liberalisering van de Chinese kapitaalmarkt: wordt dat een vloek of een zegen voor China en de rest van de wereld?
Financial Times-boegbeeld Martin Wolf zet de voors en tegens op een rij. "Indien slecht uitgevoerd, kan het de nekslag worden voor ons toch al fragiele financiële stelsel," waarschuwt hij. Nu is er nog nauwelijks vrij verkeer van kapitaal mogelijk tussen China en andere landen. Dat is één reden waarom het Chinese spaartegoed zo hoog is: het geld kan domweg nergens anders heen. Voor China heeft die geslotenheid één belangrijk voordeel, aldus Wolf.
Als zich in China een financiële crisis voordoet – geenszins denkbeeldig: het land heeft ook een enorme kredietbubbel – is dat erg genoeg voor de rest van de wereld. Maar de ramp zou niet overslaan naar de financiële markten. Gezien de enorme Chinese reserves aan spaargeld en buitenlandse valuta's zou het land een van de grootste investeerders op aarde worden, als het kapitaal vrijgeeft. "Een grote schok in China treft dan de hele wereld," aldus Wolf.
"Hoogmoed komt voor de val"
De People's Bank of China (PBC), de centrale bank van het land, is sterk vóór liberalisering. Dat zou goed zijn voor de renminbi, voor de kwaliteit van China's buitenlandse bezittingen en Chinese bedrijven in staat stellen zich te moderniseren naar Westers voorbeeld, zo stelde de PBC in een rapport uit 2012. De risico's zouden ook beperkt zijn. De balansen van de Chinese banken luiden in renminbi, en China heeft weinig kortlopende buitenlandse schulden.
Maar, zo waarschuwt Wolf: "Hoogmoed komt voor de val." Als de kapitaalmarkt opengaat van een land dat niet gewend is aan zulk vrij verkeer van geld, dan kunnen de buffers van de lokale banken "angstaanjagend snel verdampen". Wolf haalt Stanley Fischer aan, destijds nog directeur bij het IMF. Liberalisering slaagt alleen, schreef Fischer in 1998, in een stabiele macro-economische omgeving met gezonde banken en een goed ontwikkelde financiële markt.
China voldoet aan geen van deze drie voorwaarden, aldus Wolf. De PBC, ook niet gek, stelde daarom een gefaseerde liberalisering voor. In de eerste drie jaar worden directe investeringen in China door buitenlandse ondernemingen vrijgegeven. In de eerste drie tot vijf jaar komen daar handelskredieten bij, en de internationalisering van de renminbi. In de eerste vijf tot tien jaar gaan de poorten open voor de instroom van kapitaal, daarna pas voor de uitstroom.
"Dit proces moet heel goed worden geleid"
Op papier ziet het er heel verantwoord uit. Maar Wolf betwijfelt sterk of de liberalisering van een kapitaalmarkt met de omvang van die van China zich op die manier in goede banen laat leiden. "De groei van de geldstromen zal enorm zijn, aan beide kanten van de balans." Als China liberaliseert, kunnen zijn buitenlandse bezittingen en schulden oplopen van 5% van het wereld-bbp nu naar 35% in 2025, zo heeft de Bank of England eind vorig jaar uitgerekend.
Zo zou China uitgroeien van een kleine speler op, naar een aanvoerder van de wereldkapitaalmarkt. Maar liberalisering loopt meestal uit de hand, zoals Mexico, Indonesië en Zuid-Korea ondervonden. "Deze zaak gaat de hele wereld aan, omdat China tegen die tijd de grootste economie op aarde zal zijn," vindt Wolf. "Dit proces moet heel goed worden geleid." Tot slot maant hij de Chinezen met een oud Romeins gezegde: "Haast je, maar doe dat niet te snel."