Belasting naar (on)vermogen De overheid kan niet risicoloos meeprofiteren van een mogelijk hoog rendement op basis van exposure van beleggers aan hoge risico's. Als de overheid dat rendement wel wil belasten, moet ook een negatief resultaat verrekend kunnen worden, aldus Marcel Tak. 16 juli 2019 10:10 • Door Marcel Tak “De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan en het gevolg hiervan is dat de Belastingdienst dit massaal bezwaar afwijst. Dit betekent dat we uw aanslag niet aanpassen. U krijgt hierover ook geen brief. Het uitstel trekken we in. Het belastingbedrag waarvoor u uitstel hebt gevraagd, moet u alsnog betalen. Over dit bedrag berekenen wij invorderingsrente.” (bron: Belastingdienst) Ja, aan zelfvertrouwen is er bij de Belastingdienst geen gebrek. Bovenstaande tekst komt van de website van de Belastingdienst in reactie op de uitspraak van de Hoge Raad vorige maand. In deze uitspraak bepaalde ons hoogste rechtscollege dat de overheid in de periode 2013-2016 een te hoog percentage hanteerde voor de vaststelling van het rendement ten behoeve van de belastingheffing Box 3. 100% druk De staat ging er vanuit dat op het vermogen 4% rendement kon worden behaald, waarover 30% belasting moest worden betaald. Dat betekende effectief dat, afgezien van de belastingvrije voet, 1,2% belasting over het vermogen werd geheven. De spaarrente was inmiddels gedaald tot ver onder dat percentage, waarmee de belastingdruk op het vermogen meer dan 100% werd. De overheid nam de grondslag voor deze belasting, het fictieve rendement, op deze manier wel heel letterlijk… De Hoge Raad stelde de bezwaarders in het gelijk, maar dat heeft, getuige de reactie van de Belastingdienst, geen enkel positief gevolg voor de gepiepelde belastingbetaler. Alleen als aangetoond kan worden dat de aanslag in een specifiek individueel geval onredelijk is, is een correctie op de gehanteerde heffing mogelijk. Fictieve modus Ik vind dat een heel bijzondere benadering. Diefstal, laat ik het maar even zwaar aanzetten, blijft dus zonder gevolgen als het slachtoffer daar niet al te veel last van heeft. Als dat de basis voor onze rechtsstaat wordt, is er alle reden tot bezorgdheid. Gelukkig zag de overheid ook in dat de vermogensrendementheffing niet eerlijk was en daarom is het systeem sinds 2017 aangepast. Niet een fictief rendement van 4% vormt de basis van de heffing, maar een rendement gebaseerd op de werkelijke rente op spaargeld en het werkelijke rendement uit het verleden op de meer risicovolle beleggingen. Echter, de overheid bleef in de fictieve modus hangen, door nu een veronderstelling aan te gaan over hoe de burger zijn vermogen belegt. Heeft u een te beleggen vermogen van ruim 70.000 euro, dan weten Wopke Hoekstra en Menno Snel, respectievelijk minister en staatssecretaris van Financiën, dat u een derde van uw vermogen risicodragend aanwendt. Onredelijke jaren Bedragen daarboven worden volgens de belastingdienst voor maar liefst 79% in aandelen en soortgelijke instrumenten belegd. Boven de miljoen euro spaart u het meerdere helemaal niet meer en gaat alles naar risicodragend kapitaal. De gemiddelde spaarrente was de afgelopen vijf jaar 0,13% en is momenteel de veronderstelde rente op spaargeld. Het rendement op risicodragende beleggingen was over de afgelopen vijftien jaar gemiddeld 5,60%, wat daarmee de grondslag voor de belasting op risicodragend kapitaal is. Op deze manier wordt over vermogen boven de 70.000 euro (voor 79% belegd in risicodragend kapitaal) circa 4,5% rendement verondersteld, nog hoger dan de 4% in de onredelijke jaren 2013-2016. Ook over deze nieuwe methodiek zal de Hoge Raad uitspraak doen, maar veel zal het de belastingbetaler niet opleveren. Sneeuw voor de zon Waarom is de overheid zo halsstarrig om een fatsoenlijke regeling voor belasting op het vermogensrendement in te stellen? De vraag is gemakkelijk te beantwoorden door te kijken naar de opbrengst van deze belasting. Jaarlijks harken Hoekstra en Snel zo’n vijf miljard euro binnen via deze heffing. Dat zijn bedragen die de staat niet zomaar wil opgeven. Als de werkelijke spaarrente van 0,13% zou gaan gelden, verdwijnt dat bedrag als de spreekwoordelijke sneeuw voor de zon. Dat kan Bruintje Staat niet zomaar trekken. Natuurlijk presenteert de overheid andere argumenten voor het vasthouden aan de onredelijk hoge percentages en de gehanteerde veronderstellingen ten aanzien van het beleggingsgedrag. In een brief aan de Tweede Kamer over de Box 3/heffing stelt het kabinet dat aanpassingen om tot een redelijker heffing te komen complex zijn. Diep in de ogen Door uit te gaan van het werkelijke rendement, en ook het werkelijke beleggingsgedrag, zal de vooringevulde aangifte geweld aan worden gedaan. Een dergelijk stelsel leidt tot meer administratieve lasten voor de burgers. Dat willen de burgers natuurlijk niet. Het getuigt van grote creativiteit om het talmen met aanpassingen van een volkomen onrechtvaardige belasting te rechtvaardigen alsof het in het belang van de burgers is de correcties niet door te voeren. Laten we Hoekstra en Snel eens diep in de ogen kijken en hen vragen hoe zou zijn gehandeld als de spaarrente niet gedaald was naar 0%, maar was gestegen naar bijvoorbeeld 9%. Rendement nihil Ik ben benieuwd of de bewindslieden dan ook het belang van een eenvoudig stelsel de voorrang zouden hebben gegeven. Ik kan mij niet van de gedachte bevrijden dat de overheid in dat geval heel snel het fictieve tarief in de voor de overheid gunstige realistische zin zou hebben aangepast. Een faire aanpassing van de methodiek van de rendementsheffing leidt ongetwijfeld, onder de huidige omstandigheden, tot minder en onzekere inkomsten voor de staat. Het werkelijke rendement op spaargeld is nihil, en daarover zullen dan ook geen inkomsten te behalen zijn. Het werkelijke langetermijnrendement op aandelen is momenteel, met 5,6% weliswaar hoog. Simpele heffingsvorm Maar zal de overheid genoegen nemen met een langdurig laag of zelfs negatieve rendement op deze categorie, indien de financiële markten een aantal jaren onwillig zijn? Onder dergelijke ongunstige omstandigheden daalt de vermogensrendementsheffing naar nul of zelfs negatief. Ik vraag me af waarom de overheid niet naar de meest simpele heffingsvorm kiest, namelijk de gemiddelde spaarrente van het voorgaande jaar. Momenteel zal de opbrengst van deze belasting dan nihil zijn, maar dat past prima bij de actuele feitelijke situatie. Natuurlijk kan de overheid ook (deels) het rendement op risicodragende beleggingen hanteren, maar daar hoort dan wel bij dat een negatief rendement moet leiden tot belastingteruggave. Immers, het aantrekkelijker rendement op deze beleggingen komt door het hogere risico. Alsnog betalen De overheid kan niet risicoloos meeprofiteren van een mogelijk hoog rendement op basis van blootstelling van de belegger aan de hoge risico's. Als de overheid dat rendement wel wil belasten, moet ook een negatief resultaat verrekend kunnen worden. Het lijkt er voorlopig niet op dat de overheid de werkelijkheid als uitgangpunt wenst te nemen bij deze belasting. Beleggers kunnen maar beter gehoor geven aan de zelfverzekerde eis van de Belastingdienst om snel de uitgestelde heffing alsnog te betalen. Want de overheid rekent, zoals de Belastingdienst aangeeft, invorderingsrente over de periode dat niet betaald is. En de hoogte van die rente? Die is 4%! De staat ontstijgt moeiteloos alle realiteit… Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
Assetallocatie 28 mrt De succesvolle terugkeer van de 60/40-portefeuille Ewout van Schaick heeft samen met de rest van het multi-asset-oplossingen-team van Goldman Sachs AM grote verwachtingen van portefeuilles die bestaan uit 60% aandelen en 40% obligaties. Zowel voor aandelen als obligaties zijn de vooruitzichten zonnig. Mochten markten desondanks corrigeren, dan biedt de 60/40-portefeuille de spreidingsvoordelen om de klap te verzachten.
Assetallocatie 27 mrt Cash is meer king dan ooit In Europa kan een belegger dit jaar met een mix van cash en kortlopende leningen bruto tussen de 3% en 4% verdienen. Waarom dan nog risico's nemen met obligaties en aandelen, zo vraagt Alain Richier van Ostrum Asset Management zich af.
Assetallocatie 25 mrt Rabobank surft mee op recordgolf Rabobank heeft geen last van hoogtevrees. Aandelen blijven favoriet boven obligaties. De bank ziet zich gesteund door de hoge winstgroei en de historie: records komen immers zelden alleen.
Assetallocatie 21 mrt Geef uw portefeuille een boost! Yvo van der Pol, hoofd Benelux & Nordics bij PGIM Investments, is bijzonder gecharmeerd van de meer risicovolle obligaties, aandelen met sterke groeimogelijkheden en datacenters.
Assetallocatie 21 mrt U zoekt een sterk presterend mixfonds? Het is volgens Thomas de Fauw van Morningstar essentieel voor beleggers om de strategie, het proces en de beloften van fondsmanagers van mixfondsen te doorgronden.
Assetallocatie 20 mrt “Dit is een positief verhaal” Karen Ward, hoofd beleggingsstrategie EMEA bij JP Morgan AM, ziet dit jaar zonnig in, voor de Europese economie en voor Europese aandelen in het bijzonder. Ook China zou wel eens positief kunnen verrassen. Komen deze optimistische verwachtingen niet uit, dan houden obligaties en private beleggingen het portefeuillescheepje wel recht.