Pensioenen: taaie kost(en) Omdat deelname aan een pensioenfonds geen vrije keuze is, ligt er een taak voor toezichthouders fondsen te dwingen tot lagere kosten. 1 november 2016 09:15 • Door Marcel Tak Voor niets gaat de zon op. Maar aan alle overige dienstverlening zit een prijskaartje verbonden. Lange tijd heeft de financiële sector de indruk kunnen wekken daar een uitzondering op te vormen. De kosten werden vakkundig weggestopt in het aangeboden financiële product of de verleende dienst. Consumenten kregen daardoor het idee dat financieel advies gratis was. Veranderde wetgeving heeft er terecht voor gezorgd dat de kosten transparanter werden. Het gevolg is dat de focus steeds meer is komen te liggen op de hoogte van de kosten. Ook die van pensioenfondsen. Vorige week publiceerde actuaris en adviesbureau LCP zijn jaarlijkse rapport over de kosten van pensioenfondsen. Want ook de pensioensector ligt, ook weer terecht, onder het kostenvergrootglas. Lagere kosten Nog niet zo lang geleden was dat anders, zoals LCP constateert: "Vermogensbeheerders waren in het verleden niet gewend om deze kosten inzichtelijk te maken." Interessant is te vernemen dat over 2015 de gemiddelde kosten van vermogensbeheer 0,47% bedroegen. Dat was 0,05%-punt lager dan die in het voorgaande jaar. LCP tekent daarbij aan dat deze daling voornamelijk komt door de twee grootste fondsen, ABP en PFZW, die hun kosten zagen dalen van 0,68% naar 0,57%. Die kostendaling bij de grote twee wordt veroorzaakt door lagere performance fees. Niet zo verwonderlijk als we zien dat het rendement van pensioenfondsen in 2015 slechts 1,4% bedroeg, terwijl dat in 2014 gemiddeld op 18,0% uitkwam. Relatie kosten en resultaat Dat kosten een relatief begrip is, blijkt uit deze cijfers. Pensioendeelnemers van de grote twee hadden natuurlijk veel liever de hogere kosten van 2014 maar dan wel gepaard met het daaraan gekoppelde hoge rendement. Dat is het punt waar alles om draait. In hoeverre is er een relatie tussen het kostenniveau en het behaalde resultaat. De conclusies over deze relatie zijn pijnlijk duidelijk als we naar de harde cijfers kijken. De kosten zijn bij een rendement van 18% niet veel anders bij een rendement van 1,4%. De marktomstandigheden hebben veel meer invloed op het rendement dan de kwaliteit van de vermogensbeheerder. Nu lijkt het logisch dat de performance fees in 2015 lager zijn dan in 2014 omdat het behaalde rendement veel lager ligt. Maar zo logisch vind ik dat niet. Geen extra waarde Kennelijk waren de marktomstandigheden in 2015 veel lastiger dan in 2014. Echte toegevoegde waarde, met daaraan een hoger kostenplaatje, mag je juist onder moeilijke(r) marktomstandigheden verwachten. Kennelijk is het niet gelukt die extra toegevoegde waarde te bieden, getuige de lage fees, gekoppeld aan de beleggingsprestaties. Een andere mogelijkheid is dat de performancefees op een verkeerde manier worden berekend en alleen maar zijn gekoppeld aan de hoogte van het positieve rendement. In dat geval is een performancefee niet veel meer dan het meeliften van de beheerder op gunstige marktomstandigheden. Het behaalde mooie rendement heeft dan niets te maken met de toegevoegde waarde van de beheerder, maar alles met gunstige marktomstandigheden. Dat in het algemeen de kosten van beheer niet samenhangen met het bereikte resultaat concludeert ook LCP. In lijn wetenschap "Er is nog steeds geen directe relatie te vinden tussen de vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen en het behaalde beleggingsrendement." Dat is een duidelijke conclusie op basis van vijf jaar onderzoek naar kosten en rendementen door het adviesbureau. Maar verrassend is het niet. De populariteit van indexbeleggen is geheel gebaseerd op het feit dat duurder actief beheer niet leidt tot hogere rendementen. De conclusies van LCP liggen geheel in lijn van die wetenschap. In dat opzicht is het toch wel opmerkelijk dat de verschillen in kosten van beheer zo enorm groot zijn. Het rapport geeft aan dat de laagste kosten 0,06% van het beheerde vermogen bedroegen, maar de hoogste op maar liefst 1,50% uitkwamen. Als pensioendeelnemer zou ik bij deze fondsen toch snel aan de bel trekken deze (waarschijnlijk) niet te verdedigen hoge kosten omlaag te brengen. Hogere totale kosten Stel dat de pensioendeelnemer gemiddeld 100.000 euro heeft ingelegd, voor een gemiddelde periode van twintig jaar. Indien het fonds dat 1,5% kosten berekent een nettorendement van 5% zou behalen. Dan zou een 1% verlaging van de kosten tot een verhoging van het rendement naar 6% leiden. Met de hoge 1,5% kosten zou het pensioenbedrag groeien naar 265.000 euro, maar met de kostenverlaging naar 0,5% zou de uitkomst 321.000 euro zijn. De pensioendeelnemer wordt door de hoge kosten minstens 56.000 euro tekort gedaan! De totale kosten van het pensioen zijn overigens hoger dan alleen die van vermogensbeheer. De transactiekosten bijvoorbeeld bedragen 0,09% over het totale vermogen. Dat zijn de officiële transactiekosten. Mogelijk dat er ook niet zichtbare kosten in de bied- laat spread bij opgeteld moeten worden. Taak voor toezichthouders En hoe zit het met (indirecte) kosten in de fondsen waarin de pensioenfondsen beleggen? Naar deze vermogensbeheerkosten komen de kosten van pensioenuitvoering uit op eveneens 0,09%. Dat betekent dat de totale kosten van het pensioen zeker op 0,65% per jaar uitkomen en mogelijk nog wat hoger. De hoogte van kosten van (pensioen)beheer zegt niet alles. Als er duidelijke toegevoegde waarde wordt geboden zijn hogere kosten te rechtvaardigen. Uit de ervaringen met actief versus passief beleggen in het algemeen en op basis van de conclusies van LCP dat er geen verband is tussen kosten en rendement, vind ik de gemiddelde kosten van 0,65% vrij hoog. Maar er zullen veel fondsen zijn die significant boven dit percentage zitten. Juist het feit dat deelname aan een beleggingsfonds geen vrije keuze is en er bovendien sprake is van gedwongen winkelnering, ligt er een taak voor de toezichthouders pensioenfondsen te dwingen tot lagere kosten te komen. Dat geldt met name voor de fondsen die de toegevoegde waarde van deze hogere kosten niet kunnen aantonen. Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
Opinie 18 apr Yes! Wereldwijde groei versnelt In 2023 presteerde de Amerikaanse economie beter dan de meeste andere regio's in de wereld. Ook in 2024 gaat het de VS voor de wind, waarbij Grace Peters van J.P. Morgan Private Bank verwacht dat de economische groei in de rest van de wereld nu ook in een hogere versnelling gaat.
Assetallocatie 18 apr Van Lanschot Kempen koopt niet langer Japanse aandelen Van Lanschot Kempen is afgestapt van zijn overwogen-positie in Japanse aandelen. De bedrijfswinsten ontwikkelen zich nog steeds goed, maar de waarderingen beginnen flink op te lopen.
Assetallocatie 17 apr Cashberg langs de lijn gaat nergens naartoe Gerben Lagerwaard van State Street Global Advisors gelooft er niets van dat de gigantische hoeveelheid geld die nu in geldmarktfondsen is geparkeerd binnen afzienbare tijd naar de aandelenmarkt wordt gealloceerd.
Assetallocatie 16 apr "Impact aanval van Iran op financiële markten is beperkt" "De directe actie van Iran tegen Israël dit weekend heeft geleid tot de vrees voor verdere escalatie, maar bij afwezigheid van een volledige crisis in de regio - wat niet ons basisscenario is - denken we dat de impact op de financiële markten beperkt zal blijven." Dat schrijft Greg Hirt van Allianz Global Investors.
Assetallocatie 16 apr Amundi positiever over komende 10 jaar, negatiever over 25 jaar Amundi AM is sceptischer geworden over snelle maatregelen tegen het opwarmen van de aarde. De eerste 10 jaar is dat nog gunstig voor beleggers. Daarna wordt de rekening betaald.
Assetallocatie 11 apr Schroders kijkt met 3D-bril naar de toekomst De drie D's, decarbonisatie (weg van fossiele energie), demografie (vergrijzing) en deglobalisering spelen volgens Schroders de komende dertig jaar een sleutelrol in de beleggingsresultaten.