Big Brother in conservatieve wereld

De AFM gelooft niet meer in de driedeling: beheer, advies en execution only. Een gesprek aan de hand van elf stellingen.

meer
Bio

Peter van Kleef was tot en met 2014 hoofdredacteur van IEXProfs.

Hij is sinds 2001 actief in de financiële journalistiek met een uitgebreid freelance-verleden en een lange geschiedenis bij IEX. Hij is ook de bedenker en samensteller van de IEX Fonds 40 en de IEX Defensieve 30

. Sinds 2015 is Van Kleef chief editor Investment Writing & Translations bij Robeco.
Recente columns
  1. 2015: Europa kan gaan verrassen
  2. Werk aan de winkel
  3. 2015: Voorkeur voor S&P 500
  4. 2015: Meer volatiliteit op komst
  5. Waarom actief (weer) loont, straks
Populaire columns

    De financiële sector is in beweging, op zoek naar nieuwe vaste grond onder de voeten nu oude verdienmodellen afbrokkelen en de nieuwe nog niet zichtbaar zijn. In die zoektocht mag het best wat innovatiever. En transparanter – zeker waar het kosten betreft, vindt Tim Mortelmans van toezichthouder AFM.

    De kruitdampen rond het provisieverbod beginnen voorzichtig op te trekken, de discussie over de kosten van advies wordt juist weer aangewakkerd. En na jaren van praten over een nieuwe duiding van kosten is die er nog steeds niet. Hoogste tijd om Tim Mortelmans, verantwoordelijk bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor het toezicht op financiële ondernemingen, een aantal kwesties voor te leggen. Verpakt in elf stellingen.

    1. ETF’s zijn per definitie te prefereren boven actieve fondsen.

    “De AFM wil niet alleen maar passief, maar wel een gezonde balans tussen actief en passief. Het zal nooit 100-0 of 0-100 zijn. Maar we willen wel dat banken verder kijken dan alleen maar of iets juridisch toegestaan is. We zien graag dat ze verantwoording nemen voor wat ze in de schappen leggen en welke beleggers ze toegang tot de winkelpaden geven.”

    2. De ophef over synthetische ETF’s die mede door uitspraken van de AFM is ontstaan, is overdreven.

    “Nee, de discussie die daardoor is ontstaan, heeft zeker nut gehad. Partijen zijn meer gaan nadenken welke soort ETF in het advieskanaal past en welke ook in execution only in de schappen kan liggen. Synthetische ETF’s moet je als adviseur wel begrijpen. Natuurlijk zegt iedereen heel makkelijk dat ze dat doen, maar sommige synthetische ETF’s zijn echt best gecompliceerd. De toegang daartoe kun je niet afschermen met twee simpele vragen van de Passendheidtoets. Sowieso werkt waarschuwen vaak averechts. Natuurlijk zijn kennistoetsen makkelijk te omzeilen, maar dat betekent niet dat je daarom niets moet doen. In elk geval laat je dan als bank zien dat je er bewust mee bezig bent. Als een klant belegt uit hobby en dat liever doet dan zijn geld uitgeven aan een derde vrouw of tweede boot, prima. Zolang hij maar op de risico’s is gewezen.”

    3. De wildgroei aan passieve producten met toeters en bellen toont dat het verdienmodel nog altijd boven het klantbelang gaat.

    “Ik vind het wel zonde. Zoveel producten maakt het voor de klant weer ondoorzichtig en je moet je echt afvragen of al die honderden producten iets toevoegen. Natuurlijk moet de schoorsteen roken, maar tegelijk wil de sector het klantbelang centraal stellen. Daar moet je een balans tussen zoeken. Het zou wellicht makkelijker zijn als de banken naar een nutsmodel gaan, maar we zijn in elk geval blij dat het belang van de klant een stuk centraler staat dan drie, vier jaar geleden. We zijn nog niet tevreden, maar het gaat wel de goede kant op.”

    4. In 2015 wordt – na jaren praten – eindelijk de Total Cost of Ownership ingevoerd, als kostenindicator.

    “We hebben te maken met Europese regelgeving: Mifid II en PRIIPS waarin gewerkt wordt aan een vrij goede definitie van de Total Cost of Ownership (TCO). Waarbij ik aanteken niet gelukkig te zijn met de term Total, omdat dat de verwachting wekt dat echt alle kosten daarin zitten. Zo makkelijk is dat niet, helaas. Dividendlekkage, marktimpact, opportunity costs (bijvoorbeeld de impact van grote blokorders op de koersvorming) zijn moeilijk te berekenen en daardoor lastig mee te nemen in één kostencijfer. In de ideale wereld hoor je die factoren bij de kosten op te tellen, in de realiteit is dat moeilijk haalbaar. Wij hanteren liever het begrip Vergelijkbare Kosten Maatstaf, met daarin naast de TER ook de handelskosten. Dan maak je al een stap vooruit. De TCO komt, mogelijk, in 2017. Maar wij willen graag met partijen als Dufas en NVB ergens begin of halverwege volgend jaar al met een tussenvorm komen. Dan laat je als sector zien dat je het serieus neemt. Je hoeft niet in één keer naar het einddoel, je kunt ook een tussenstap maken.”

    Tim Morgelmans
    Tim Mortelmans, verantwoordelijk bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor het toezicht op financiële ondernemingen.

    5. De risicometer heeft zijn waarde verloren nu uitzondering gemaakt wordt voor illiquide producten. Moet je niet zeggen dat illiquide producten standaard risicovol zijn?

    “Nee, die is niet achterhaald, ook al is hij niet perfect. Hij is geprononceerd, geeft wel een bepaalde indicatie voor de meerderheid van de fondsen. En ja, vaak is illiquiditeit gelijk aan hoog risico, maar niet altijd.”

    6. De AFM is te proactief en smoort daardoor initiatieven aan de productzijde in de kiem.

    “We geven geen Approved by AFM-etiket aan producten. Los van de moral hazard zijn daar nog wel tien redenen voor te bedenken. Maar we voeren wel gesprekken met marktpartijen. En we zijn blij dat we verandering zien. Tien jaar geleden werd het aanbod bepaald door de marketingafdeling, nu werken ook risk, legal, compliance en IT daar aan mee. Er is een proces van belangenafweging en dat moet op orde zijn. Alle problemen zijn terug te voeren naar de lancering van een verkeerd product. Het zijn geen aardbeien, je komt de problemen vaak pas na drie of vijf jaar tegen.”

    7. Banken zijn (te) bang voor de AFM.

    “Dat zou zonde zijn. Als je het beste met je klant voor hebt, hoef je niet bang voor de AFM te zijn. Je krijgt niet zo maar gedonder met de toezichthouder, tenzij bijvoorbeeld de kwaliteit van het beleggingsadvies echt onder de maat is. Dan heb je een echt probleem. Afdelingen legal en compliance willen geen gedonder vanwege het risico van reputatieschade. Maar bang? Ik denk dat de meerderheid niet bang is, hoor. Het is volgens mij ook echt niet zo dat ABN Amro Markets activiteiten opdoekt uit angst voor de AFM.”

    8. De kosten voor advies zijn te hoog en jagen beleggers naar execution only.

    “Private banks moeten niet in de oude wereld blijven hangen. De tijd van vijf gesprekken per jaar op kantoor aan een eikenhouten tafel, met bijbehorende kosten, zijn wel voorbij. Voor een deel wil de moderne klant dat traject online afwerken nu. Dat betekent ook een lagere prijs. Maar het is een conservatieve wereld die de mogelijkheden van de nieuwe omgeving nog niet echt omarmd heeft. We monitoren de markt wel, maar we zien nog geen exodus uit advies. Wel worden er rationeel wat adviesrekeningen opgedoekt, bijvoorbeeld ge- erfde rekeningen waar alleen wat aandelen Koninklijke Olie op staan. De echte adviesklant loopt nog niet in grote getalen weg.”

    9. Het schemergebied dat ontstaat tussen advies en execution only is an accident waiting to happen.

    “Wij denken niet meer in de driedeling beheer, advies, execution only. Er zijn verschillende soorten behoeften, van schoenendoosbehoefte tot deeladviesbehoefte. Je hebt altijd al een spanningsveld tussen iets zeggen en advies. Een adviseur moet duidelijker maken wat het wel is dat hij doet én wat het niet is. Er is een enorm groot speelveld tussen execution only en full fledged-advies. Dat is spannend en we gaan graag met partijen die initiatieven hebben in gesprek over de invulling daarvan. Die zien we al bij bepaalde partijen, ook de grootbanken denken in elk geval na over deze nieuwe wereld en zijn daarover met ons in gesprek.”

    10. Beleggers zoeken hun heil in kant-en-klare producten: mixfondsen, absolute return, ook al hebben die vaak een groot blackboxgehalte. Dat is niet handig.

    “Adviseurs moeten deze fondsen prima kunnen adviseren, als ze ze begrijpen. Maar het is niet altijd handig dit soort fondsen beschikbaar te maken voor execution only. Er zitten ongetwijfeld prima producten tussen, maar voor de meeste beleggers geldt dat ze niet weten wat ze precies kopen. Het inzicht in de driehoek kosten-risico-rendement is verre van optimaal. Die kunnen dan beter met een set meer begrijpelijke fondsen werken. Hetzelfde geldt voor dingen als smart bèta en low volatility. Die moet je als bank niet voor elke belegger beschikbaar maken en op ooghoogte in de schappen leggen.”

    11. In het VK dreigen juridische stappen tegen dure actieve fondsen die heel dicht bij de index blijven. Het is goed dat de zorgplicht van de aanbieder zwaarder weegt dan de eigen verantwoording van de klant.

    “Je hebt in de meeste gevallen drie partijen. De aanbieder, de distributeur en de klant. En die hebben alledrie een verantwoordelijkheid. De verhouding van die verantwoordelijkheid verschuift naarmate je het over advies of execution only hebt. Natuurlijk moet je je als belegger realiseren dat het een jungle is daarbuiten. Maar aanbieders en distributeurs hebben wel de verplichting die jungle wat minder gevaarlijk te maken.”


     

    Deel via: