“Het perfecte pensioencontract bestaat niet”

We blijven in Nederland steken in de discussie over dat ene perfecte pensioencontract dat voor iedereen gelijk is. Dat is jammer, vindt Roelie van Wijk (Dufas en Aegon AM).

Pensioenfondsen en assetmanagers moeten meer samenwerken aan de achterkant, maar aan de voorkant kan een pensioen wel degelijk maatwerk zijn, aldus de voorzitter van Dufas en hoofdverantwoordelijke voor de duurzame strategie bij Aegon Asset Management.

U bent uitgesproken over het belang van samenwerking tussen de assetmanagementindustrie en de pensioensector. Waarom is dat belangrijk?

“Je zoekt uiteindelijk allemaal naar de beste pensioenoplossing. Pensioenfondsbestuurders behartigen de belangen van hun deelnemers en daarvoor zijn zij afhankelijk van pensioenuitvoerders en vermogensbeheerders. Hoewel een pensioenfondsbestuur de beslissingsbevoegde partij is, moeten zij er wel op kunnen vertrouwen dat zij de beste dienstverlening en adviezen voor hun deelnemers ontvangen. Door de inhoudelijke complexiteit gaat dit echter verder dan alleen maar uitbesteden. Het vergt inlevingsvermogen over en weer en je moet samenwerken om tot de best passende oplossing te komen.”

In hoeverre draagt uw ervaring als pensioenfondsbestuurder bij aan de manier waarop u tegen dingen aankijkt?

“Het helpt om te begrijpen met welke dilemma’s een pensioenfondsbestuur te maken heeft. Neem de veranderlijke regelgeving in de laatste jaren. De langetermijnhorizon die wij bij Aegon als belegger nastreven, kan best lastig zijn voor pensioenfondsen, omdat zij te maken hebben met kortetermijnverplichtingen. De maximalisatie van het pensioengevend salaris had bijvoorbeeld een behoorlijke impact op sommige fondsen. Als er opeens een heleboel minder premie binnenkomt, dan moet je een kortere horizon hanteren om de cashflows te matchen.”

“Je wilt als sector aan tafel zitten bij de toezichthouders, meepraten en niet alleen maar regelgeving over je uitgestort krijgen”

Snappen assetmanagers dat?

“Het begrip moet wederzijds zijn. Een verstrekt mandaat aan een vermogensbeheerder is natuurlijk leidend voor de keuzes die gemaakt worden. In het geval van een actief mandaat kan de vermogensbeheerder dus ook actieve beleggingskeuzes maken. Bij een passief mandaat ligt dat anders en kun je veel minder verwachten dat een vermogensbeheerder een eigen stempel drukt op de beleggingsbeslissingen. Het duidelijk vastleggen van die verwachtingen is cruciaal en voorkomt onduidelijkheid. Ik moet wel zeggen dat de sector al een flinke slag heeft gemaakt door veel nadrukkelijker in mandaten vast te leggen wat de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid zijn.”

Hoe kijkt u naar de beoogde harmonisatie van het pensioenlandschap?

“Wat ik jammer vind, is dat we in Nederland blijven steken in de discussie over dat ene perfecte pensioencontract dat voor iedereen gelijk is. Als dat het doel van harmonisatie is, dan heb ik wel een paar kanttekeningen. Wat mij betreft komt het toch weer uit op samenwerken. Door juist aan de achterkant van het pensioensysteem samen te werken kun je risico’s delen en de kundigheid bieden die deelnemers verdienen. Dat kan prima losstaan van het bieden van keuzevrijheid aan de voorkant."

"Geef deelnemers de gelegenheid om keuzes te maken en laat aanbieders daar ook gehoor aan kunnen geven. Zolang de oplossing erachter maar in gepoolde structuur kan worden aangeboden, is dat prima. We moeten ons er bovendien bewust van zijn dat een bedrijfstakpensioenfonds met een verplichtstelling binnen de sector echt heel iets anders is dan een ondernemingspensioenfonds of een beursgenoteerde verzekeraar. Niet alleen heb je dan te maken met andere premiestromen, het deelnemersbestand is ook verschillend. Er is geen eenheidsworst. Laten we juist omarmen dat we divers zijn.”

Hoe kan de assetmanagementindustrie daar een rol in spelen?

“Neem het Pan-­Europees Pensioen Product. Voor sommige marktsegmenten waarvoor op dit moment minder oplossingen zijn, zoals voor zzp’ers, zou dat best een aardige ontwikkeling kunnen zijn. Een dergelijk product kan heel goed opgezet worden door een assetmanager. Met onze ervaring in het opzetten van APF’s (een nieuw type pensioenfonds, red. ) weten we bijvoorbeeld hoe een structuur van collectiviteitskringen, waarin bestuur en uitvoeringskosten gedeeld worden, functioneert.”

Lees ook: PEPP een jaartje verder

Assetmanagers zouden dus niet alleen een faciliterende, maar ook een initiërende rol kunnen hebben.

“Een goed voorbeeld daarvan is de aanpak van Aegon met betrekking tot impactbeleggen. Op het gebied van de UN Sustainable Development Goals heeft Aegon er op groepsniveau voor gekozen zich te richten op drie thema’s: gezondheid & welzijn, schone & betaalbare energie en leefbare gebouwen & steden. Binnen Aegon kunnen afdelingen eigen accenten leggen binnen bijvoorbeeld het overkoepelende thema gezondheid & welzijn. Een accent is bijvoorbeeld onroerend goed en daar proberen wij echt een proactieve rol te vervullen, zoals via Amvest Zorgvastgoed of via Aegon Hypotheken."

"Namens DUFAS zit ik in de Taakgroep Financiering. Deze taakgroep adviseert de door minister Wiebes opgerichte klimaattafels die zich inzetten voor het behalen van de doelstelling van het klimaatakkoord. We denken hier ook na over de bebouwde omgeving en de mogelijkheden om die te verduurzamen. Waarbij dan het doel is dit zodanig te structureren dat het ook betaalbaar blijft.”

Is de belangrijkste drijfveer dan klantbelang of maatschappelijk belang?

“Dat is hetzelfde. Bij onroerend goed heb je te maken met het individu, de wijk en de gemeenschap; die zijn allemaal verbonden met elkaar. Ik geloof dat marktwerking zorgt voor een sterke impuls als je belangrijke thema’s wilt verbeteren; je wordt gedwongen te kijken naar wat het beste is voor de klant. Die vertegenwoordigt de pensioendeelnemer en dat is uiteindelijkde maatschappij.”

Waarin ziet u dat het meest terug?

“De financiële sector omarmt duurzaamheid in toenemende mate, maar we zijn er nog niet. Om echt impact te hebben moeten we onze krachten wereldwijd bundelen. Aegon AM is daarom wereldwijd actief in diverse samenwerkingsverbanden op het gebied van duurzaamheid, zoals VBDO, Eumedion, GRESB en de Investment Leaders Group van het Cambridge Institute for Sustainability Leadership. Van dat laatste gezelschap ben ik ook voorzitter. We denken daar onder andere na over de beste manier om impact te meten."

"Dan moet je niet alleen nadenken over de criteria, maar ook over de verschillen tussen regio’s. In Nederland kan een windmolen bijvoorbeeld afgezet worden tegen gas, maar in Amerika zouden dat kolen moeten zijn. De mate van impact kun je niet een-op-een vergelijken. Het feit dat de definitie van duurzaam ook nog eens culturele verschillen kent, maakt het er niet gemakkelijker op. Wij pleiten er daarom voor om alleen guidance te geven in plaats van alles in regelgeving vast te leggen.”

Is guidance niet te vrijblijvend?

“Het doel blijft natuurlijk wel om bij te dragen aan een duurzame wereld. We moeten ons richten op goede projecten waarmee we dat kunnen doen. De medaille heeft wel een keerzijde. Je moet bijvoorbeeld kijken bij welke projecten het überhaupt mogelijk is om erin te beleggen. Vanuit mijn ervaring met het MKB-fonds van Aegon weet ik hoe lastig dat kan zijn."

"In de Taakgroep Financiering bekijken we wat precies de behoeftes zijn, welke innovaties kunnen worden ingezet en hoe we de bijbehorende financiering op zo’n manier kunnen vormgeven dat het ook goed werkt. Neem de situatie van de gasbevingen in Groningen. We zouden iets kunnen doen met de verbetering van woningen in relatie tot de aardbevingsproblematiek in de vorm van een vastgoedfonds. Dan kijken we dus door de bril van een institutionele belegger en zoeken we uit wat voor deze partij de doorslaggevende redenen zijn om in zo’n fonds te gaan beleggen.”

Hoe zal die maatschappelijke betrokkenheid zich ontwikkelen?

“Ik voorzie dat de sector alleen nog maar een grotere bijdrage gaat leveren aan maatschappelijk relevante thema’s, al is het maar omdat dat in het verlengde ligt van de terugtredende overheid en de noodzaak van meer individuele financiele oplossingen. Daarmee zal de afstand tussen de sector en de eindbelegger ook afnemen. Dit wordt bovendien nog eens versterkt door de verplichting voor pensioenfondsbesturen om meer contact te zoeken met hun deelnemers. Daar gaat de assetmanager hoe dan ook iets van meekrijgen.”

“Er is geen eenheidsworst bij pensioenen; laten we juist omarmen dat we divers zijn”

Minder collectief en meer individueel pensioen dus?

“Door die terugtredende overheid inderdaad, niet in de zin dat het collectieve systeem niet voldoet. De achterkant blijft volop ruimte bieden voor collectiviteit en iedereen voelt zich daar ook prettig bij. Daar mag trouwens wel wat meer aandacht voor zijn. Als je kijkt naar de PPI (Premie Pensioen Instelling, red.) of naar defined contibutions-regelingen in het algemeen, dan hoor je wat mij betreft nog steeds te veel het verhaal dat alle risico bij de deelnemer ligt. Die negatieve boodschap wordt steeds weer herhaald. Dat gaat echt voorbij aan wat er allemaal is ondernomen om die portefeuilles zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de marktsituatie en persoonlijke keuzes voor financiële zekerheid in de toekomst."

"Neem het feit dat we PPI’s hebben geadviseerd om een long duration overlay -fonds in de portefeuilles aan te brengen, zodat de duration zoveel matcht met het moment waarop de deelnemer pensioen inkoopt. Daarnaast is de mogelijkheid ontwikkeld om door te beleggen na pensionering, waarmee je meer mogelijkheden hebt om op een voor jou zo gunstig mogelijk moment in te kopen. Natuurlijk blijft er gevoeligheid bestaan voor marktschokken en rentefluctuaties, maar laten we vooral niet doen alsof dat is voorbehouden aan een defined contributions-product. Die pijn voel je in een defined benefits-product ook.”

Hoe kijkt u aan tegen de consolidatieslag in Nederland?

“Ik denk dat die nog wel een poosje doorgaat. Uiteindelijk is marktwerking leidend. Je moet kijken in hoeverre je als Nederlandse partij concurrerend kunt blijven in het internationale speelveld. Kijk eens naar Alibaba. Tot voor kort riepen banken dat ze daarmee niet hoefden te concurreren, want het werkte zo anders en hield er zulke andere regels op na. Nou, we zien waartoe dat heeft geleid. En dat beperkt zich niet alleen tot de retailbanken."

"We moeten gewoon zorgen dat wij organisaties hebben die de internationale concurrentieslag aan kunnen. We hebben er bovendien belang bij dat wij als Nederland gehoord blijven worden. Je wilt aan tafel zitten bij toezichthouders, meepraten en niet alleen maar regelgeving over je uitgestort krijgen. Dat krijg je alleen voor elkaar als je een industrie hebt die internationaal meedoet.”


Roelie van Wijk

Wie is Roelie van Wijk?

Als Global Head of Responsible Business & Public Affairs bij AAM is Van Wijk sinds 1 januari verantwoordelijk voor de strategie voor verantwoord ondernemen, inclusief de integratie van maatschappelijk verantwoord beleggen in de beleggingen van AAM wereldwijd. Daarnaast is Van Wijk voorzitter van het bestuur van de Dutch Fund and Asset Management Association (DUFAS) en voorzitter van de Investment Leaders Group van het Cambridge Institute for Sustainability Leadership (CISL).

Deel via: