De toekomst van de ETF-markt

Wat staat de nog betrekkelijk jonge Europese ETF-sector de komende tien jaar te wachten? In elk geval een grotere populariteit bij particuliere beleggers, en betere duurzame producten.

meer
Bio

Joost Ramaer is freelance journalist en schrijver van het boek De Geldpers – De teloorgang van het mediaconcern PCM (Prometheus, 2009). Over beleggen schreef hij eerder een wekelijkse column in NRC Handelsblad (2011-2013).

Recente columns
  1. Beursjaar 2020 wordt pas echt een feest
  2. Japan is géén exporteconomie
  3. De toekomst van de ETF-markt
  4. Goedkoper beleggen in emerging markets
  5. Spelen met risicopremies
Populaire columns

    Centrale banken die nog druk aan het quantitative easen zijn, doen dat al lang niet meer alleen door obligaties op te kopen. De Bank of Japan zuigt al tien jaar ETF’s Japanse aandelen op alsof het pluisjes zijn – vorig jaar voor 55 miljard dollar.

    De BoJ bezit inmiddels 80% van de aandelen onder alle in Japan uitgegeven equityETF’s. “De Wereldbank bouwt ook al ETF's samen met de centrale banken,” weet Deborah Fuhr, oprichter en directeur van onderzoeksbureau ETFGI.

    “De Indiase overheid privatiseert sinds kort haar staatsbedrijven door de aandelen naar de beurs te brengen in ETF’s, die Reliance en Prudential speciaal voor dit doel bouwen.” Wat Fuhr maar zeggen wil: de ETF is tegenwoordig overal.

    Een biljoen dollar

    Eén ETF biedt spreiding over honderden tot soms duizenden titels, voor een luttel aantal basispunten per jaar en is net zo eenvoudig te kopen en te verkopen als een aandeel. Dus waarom zou je nog rechtstreeks in obligaties beleggen? Daar zijn bond-ETF’s voor.

    Deze categorie, jarenlang niet vooruit te branden, is nu hard op weg naar de een biljoen dollar beheerd vermogen wereldwijd, schreef de Financial Times onlangs. “Niemand praat meer over de voor- en nadelen van actief versus passief beleggen,” zegt Philippe Roset, Head of SPDR Netherlands bij het Amerikaanse State Street Global Advisors.

    “De ETF is volledig geïntegreerd in het financiële systeem. Het is een vaste bouwsteen geworden in bijna alle portefeuilles, van zowel institutionele als particuliere beleggers.”

    Meer van hetzelfde

    IEXProfs vroeg drie Nederlandse ETF-veteranen naar hun visie op de toekomst van de ETF: Philippe Roset, Martijn Rozemuller van VanEck Think ETFs en Wim van Zwol van Vanguard Asset Management. Wat staat deze nog betrekkelijk jonge sector de komende tien jaar te wachten?

    Meer van hetzelfde, antwoorden zij eigenlijk alle drie. Volgens het laatste overzicht van Detlef Glow van Lipper staat er in Europa inmiddels voor 725 miljard euro uit aan ETF’s. In de Verenigde Staten is dat al 3 biljoen euro (3,4 biljoen dollar).

    “Over tien jaar zitten we in Europa ook op dat getal,” voorspelt Roset. “De echte groei begint nu pas, en die komt uit actief beheerde fondsen,” aldus Van Zwol. “Europeanen laten nog altijd zo’n 80% van hun vermogen actief beheren,” signaleert ook Rozemuller.

    Opnemen in portefeuilles

    De ETF is een Amerikaanse uitvinding uit 1990, die pas een jaar of vijf later een vlucht nam. De pioniers waren State Street met SPDR’s, oftewel spiders, en Barclays Global Investors met iShares, die in 2010 werden verkocht aan BlackRock.

    In Europa brak de ETF pas echt door na 2008. “Via een soort drietrapsraket,” zegt Roset. “Zakenbanken waren enthousiaste gebruikers van swaps, maar na de kredietcrisis vertrouwde niemand die dingen meer. ETF’s vormden een goed alternatief. De tweede trap ontbrandde toen Europese private banks ETF’s opnamen in hun klantenportefeuilles. De derde trap was adoptie door pensioenfondsen en verzekeraars.”

    “De ETF is een vaste bouwsteen in bijna alle portefeuilles, van zowel institutionele als particuliere beleggers”

    Over de kop

    Door de lage kosten, brede spreiding en liquiditeit is de ETF eigenlijk hét instrument voor de particuliere belegger. Maar zoals zo vaak sloot die achter in de rij aan. “Europeanen beleggen nu eenmaal veel minder dan Amerikanen,” zegt Roset. “Ze hoeven ook minder voor zichzelf te zorgen, vanwege onze sociale zekerheidsstelsels en omdat de pensioenen hier collectief geregeld zijn.”

    Inmiddels, zo geeft zowel State Street als Vanguard als Think aan, is het beheerde vermogen in hun Europese ETF’s 50-50 verdeeld over particuliere en institutionele beleggers. Belegden Europeanen tien jaar geleden nog 226 miljard dollar in 837 verschillende ETF’s, in april van dit jaar was dat gegroeid tot 839 miljard dollar verdeeld over 1730 titels, zo blijkt uit het laatste overzicht van ETFGI.

    Het beheerd vermogen is bijna vier keer over de kop gegaan, de waaier aan producten twee keer, zo vertellen deze cijfers. Behalve voor ETF’s op populaire indices als MSCI World en Bloomberg Barclays Aggregate (obligaties) kunnen beleggers nu ook kiezen voor sector-, valuta-, grondstoffen, smart bèta- en emerging markets-ETF’s.

    Kosten zijn hier hoger

    Dwergen en reuzen gedijen gelijkelijk in deze stormachtig groeiende jungle. Over de aanbieders is de groei zeer ongelijk verdeeld. Zowel in de VS als in Europa is zo’n 90% van de markt in handen van de grootste tien providers (zie tabel onderaan). Alleen liggen de kosten hier nog een stuk hoger.

    “Europa mag dan UCITS hebben, een echte uniforme markt is het nog steeds niet,” weet Roset. “In elk EUland gelden weer andere regels en stelt de lokale toezichthouder weer andere eisen. En dan zijn er nog de verschillende valuta’s.” De befaamde race to the bottom in de beheerfees van ETF’s, om marktaandeel te winnen op concurrenten, maakt dat de gemiddelde Amerikaanse ETF inmiddels 20 basispunten kost.

    “In Europa is dat zo’n 35 basispunten,” zegt Rozemuller. Roset schat dat een ETF-provider in Europa op termijn “minstens 20 miljard dollar moet beheren om break-even te draaien.” De meeste van de 45 verschillende Europese aanbieders zitten daar ver onder. Roset verwacht dan ook een verdere consolidatie door fusies en overnames. “Maar er blijft ook ruimte voor meer gespecialiseerde partijen.”

    Naar Europa

    Think ETFs staat model voor beide trends. Opgericht in 2009 had deze puur Nederlandse aanbieder jarenlang BinckBank en Flow Traders als grootaandeelhouders, met de beide oprichters-directeuren Martijn Rozemuller en Gijs Koning als mede-eigenaren.

    “In 2017 bleken wij niet meer te passen in de toekomstplannen van Binck en Flow,” vertelt Rozemuller. “Toen zijn wij op zoek gegaan naar een nieuwe aandeelhouder.” Die werd eind dat jaar gevonden in VanEck, “in Amerika de nummer acht of negen” in ETF’s, met in totaal zo’n 50 miljard dollar onder beheer.

    VanEck is opgericht in 1955 door de zoon van een Nederlander die in de jaren twintig van de vorige eeuw naar de VS emigreerde. Kleinzoon Jan van Eck is de directeur. “Hij is een geboren Amerikaan,” vertelt Rozemuller, “maar hij spreekt een beetje Nederlands. Jan en zijn familie voelen nog altijd een band met Europa, in het bijzonder met Nederland.”

    VanEck was al jaren actief in Europa, maar brak hier nog niet echt door. “In 2017 beheerden zij op dit continent 200 miljoen dollar met dertig man personeel, vanuit Duitsland en Zwitserland. Wij deden toen al twee miljard euro, met acht medewerkers.”

    Goed meekomen

    De twee nieuwe partners delen meer dan hun Nederlandse roots. “VanEck is een nichespeler, net als wij. In de VS lanceerden zij het eerste beleggingsfonds in goud, in 1968, en in 1993 waren ze een van de eersten met een Azië-fonds.” Waren dat nog actief beheerde fondsen, vanaf 2006 is er ook een ETF-familie die inmiddels goed is voor driekwart van het beheerde vermogen.

    “In Amerika is de VanEck Emerging Markets Local Currency ETF groter dan BlackRocks EM iShares.” Think ETFs kan goed meekomen met de grote jongens omdat het alleen in Nederland actief is.

    “Dat scheelt enorm in de kosten. Bovendien doen wij niet aan het uitlenen van effecten. VanEck is daar ook zeer terughoudend in. Bovendien kunnen onze beleggers hun dividendbelasting aftrekken. Dat kan niet bij de in Ierland gedomicilieerde UCITS van de top tien.”

    Gedeelde filosofie

    Waar Think en VanEck elkaar vinden in een gedeelde filosofie, zoeken de grote aanbieders het in de kracht van hun schaalgrootte. “Wij hebben pas in 2010-2011 onze eerste bond-ETF’s in Europa gelanceerd,” zegt Roset van State Street. “Maar in de VS deden we dat trucje toen al vele jaren langer. De grote Europese beleggers kenden onze portefeuillemanagers al.”

    Net zo bij Vanguard. “Ik werk hier nu twaalf jaar,” zegt Van Zwol. “In die tijd zijn wij wereldwijd gegroeid van 1 naar 5 biljoen dollar onder beheer en in Europa van 30 naar 150 miljard dollar. En of het nu gaat om aandelen of obligaties: al onze actief en passief beheerde beleggingsproducten draaien mee in dezelfde beleggingspools.”

    Dat drukt de kosten tot bijna niets. Van Zwol: “Voor onze S&P 500 UCITS ETF betaalt de belegger een beheerfee van zeven basispunten per jaar.” Vanguard streeft naar een aanbod “van relatief weinig producten die we stuk voor stuk zo groot mogelijk proberen te maken in beheerd vermogen.”

    Eigenlijk kan de gemiddelde belegger toe met twee ETF’s: één in wereldwijde aandelen, één in wereldwijde obligaties. “Via onze FTSE All-World beleg je in drieduizend aandelen, via ons Global Bond Fund in tienduizend staats- en bedrijfsleningen.”

    “Wat betreft duurzaam beleggen staat de ETF nog in de kinderschoenen; in ESG zijn we nog veel te passief”

    Toch actief beheer

    Vanguard staat bekend om zijn bijna coöperatieve eigendomsstructuur: de vermogensbeheerder is uiteindelijk volledig eigendom van de eindbeleggers. Dat dwingt de beheerders te werken voor het rendement van de klanten, niet voor eigen gewin.

    Ook Van Zwol ziet het onderscheid tussen actief en passief vervagen. “Voor het Global Bond Index Fund selecteren wij tienduizend van de twintigduizend obligaties in de onderliggende benchmark. De meeste debiteuren zijn met meer leningen in die index vertegenwoordigd. Wij kiezen daar de leningen uit waarvan wij denken dat die het best zullen presteren. De verwachte outperformance bedraagt niet meer dan enkele basispunten. Toch komt die selectie in feite neer op actief beheer.”

    Honderden miljoenen zoog Vanguard op die manier de afgelopen jaren weg bij actieve fondsbeheerders in Europa. Toch zijn die hier nog altijd zwaar dominant, net als in de VS trouwens: de 725 miljard euro in Europese ETF’s maakt maar 18% uit van het totale beheerde vermogen van 25,2 biljoen euro in Europa dat de European Fund and Asset Management Association over 2017 rapporteerde.

    Vertrouwen op grootbanken

    Dan ligt het voor de hand Vanguards passiefactieve succesformule te verplaatsen naar het puur actieve domein. “Misschien gaan wij de komende jaren wel meer actief beheerde producten lanceren,” zegt Van Zwol. Rozemuller ziet nog een andere route voor verdere expansie.

    “Europese ETF-aanbieders moeten niet langer focussen op hun producten. We moeten meer gaan investeren in de relatie met en de educatie van onze klanten.” Waar Britse en Amerikaanse particulieren hun beleggingen vooral laten verzorgen door onafhankelijke financiële adviseurs, vertrouwen continentale Europeanen nog grotendeels op grootbanken.

    Dankzij de ETF hebben de meeste beleggers die tussenpersonen niet meer nodig. “Door zelf te beleggen kun je enorm besparen op de kosten en dus je rendement navenant verhogen. Maar de meeste Europese beleggers durven die stap nog niet te zetten.”

    Centrale marktplaats

    Met initiatieven als de ETF Academy probeert Think hen voorbij die vrees te helpen. Neem de markt voor obligaties – nog altijd dé vluchthaven voor beleggers tegen de schokken op de aandelenbeurs. Alleen is die voor de meesten van hen bijna onbereikbaar geworden door de combinatie van ultralage rentes, strengere kapitaaleisen aan de Europese banken en de massale QE-opkoop door de ECB.

    Wil een particulier nu een willekeurige staats- of bedrijfsobligatie kopen, dan is een minimale inleg van een ton geen uitzondering meer. “Het heeft mij altijd verbaasd dat de handel in obligaties zo lang een dure, hoogdrempelige over the counter trade tussen grootbanken is gebleven,” zegt Rozemuller.

    “Obligatie-ETF’s hebben in feite een toegankelijke centrale marktplaats geschapen voor de kleinere belegger. Via bond-EFT’s kan die tegen lage kosten een goede spreiding kopen in een waaier aan leningen.”

    Launching customer

    En dan hebben we het nog niet eens gehad over duurzaam beleggen, een andere geheide groeisector. “Binnen State Street is dat een prioriteit, want in dat domein staat de ETF nog in de kinderschoenen,” zegt Roset. “In ESG zijn we nog veel te passief,” beaamt Rozemuller.

    “We beperken ons nog te veel tot uitsluiting van underperformers. We moeten veel actiever worden door ons stemrecht als aandeelhouder in te zetten en het gesprek met directies aan te gaan.” Grote beleggers dwingen de ETF-providers zelf ook steeds meer die kant op – een andere trend in de toekomst van de ETF.

    DWS lanceerde begin maart een nieuwe Xtracker op de MSCI USA ESG Leaders Index, een market cap gewogen benchmark van Amerikaanse beursfondsen die bovengemiddeld presteren in de ESG-domeinen.

    DWS creëerde het vehikel op verzoek van een Finse verzekeraar, die er ook meteen 840 miljoen dollar vermogen in onderbracht. Deborah Fuhr van ETFGI weet: “Zo’n launching customer, dat zie je steeds vaker gebeuren.”


    De grootste ETF-fabrieken in Europa

    1. BlackRock iShares 335,2
    2. DWS Xtrackers 78,47
    3. Lyxor 64,26
    4. UBS ETF 50,84
    5. Amundi ETF 44,24
    6. Vanguard 35,46
    7. State Street SPDR’s 30,53 

    Beheerd vermogen x 1 miljard euro
    Bron: Lipper Refinitiv, 7 mei 2019

    Deel via: