Het is wachten op de inflatie-omslag

Pas als de lonen stijgen, zal ook de inflatie oplopen. Veel hangt af van hoe de dienstensector zich ontwikkelt. “Naarmate de technologische vooruitgang de industrie meer kapitaal- en competentie-intensief maakt, schept deze sector steeds minder banen.” Een inflatie-analyse.

meer
Bio

Joost Ramaer is freelance journalist en schrijver van het boek De Geldpers – De teloorgang van het mediaconcern PCM (Prometheus, 2009). Over beleggen schreef hij eerder een wekelijkse column in NRC Handelsblad (2011-2013).

Recente columns
  1. Beursjaar 2020 wordt pas echt een feest
  2. Japan is géén exporteconomie
  3. De toekomst van de ETF-markt
  4. Goedkoper beleggen in emerging markets
  5. Spelen met risicopremies
Populaire columns

    Inflatie is moeilijk te meten, zo legde The Economist onlangs nog eens uit. Maar bij gebrek aan beter moeten we roeien met de beschikbare datariemen. Zo meten alle grote economische regio’s de inflatie met en zonder energie- en voedselprijzen. Inclusief komt in Europa dit jaar op 1,4% uit, tegen 1,5% in 2017, zo voorspelde de ECB in maart van dit jaar. Exclusief op 1,1% – een verschil van 0,3 procentpunt. In 2017 was dat 1%, een verschil van een half procentpunt.

    Ondanks de stijgende olieprijzen ziet de ECB het verschil tussen met en zonder de komende jaren sterk afnemen. Voor 2019 voorspelt zij respectievelijk 1,5 en 1,5%, voor 2020 1,7 en 1,8%. Met andere woorden: in 2020 wegen de stijgende energieprijzen minder zwaar dan de stijgende prijzen van andere goederen en diensten.

    De Amerikaanse economie laat een vergelijkbare ontwikkeling zien, alleen is exclusief daar nu al groter dan inclusief. De inflatie met kwam in de VS in april uit op 2,2%, tegen 1,8% in april 2017, aldus FRED, de datafabriek van de Federal Reserve Bank. Zonder noteerde 2,48%, tegen 2,25% een jaar geleden.

    Lees ook: Is inflatie echt dood?

    Geen geweldige vooruitzichten

    In de VS kruipt de inflatie met dus juist naar zonder toe. Misschien komt dat doordat Amerikanen nog veel afhankelijker zijn van hun auto’s dan wij, en die rijden nog in overweldigende meerderheid op benzine, diesel en gas. Hoe zal het verdergaan? Dat hangt vooral af van of wij meer gaan verdienen.

    Vooral voor ons Europeanen zijn de vooruitzichten niet geweldig. Echte, duurzame opwaartse loondruk ontstaat pas als onze productiviteit significant begint te groeien. En de productiviteitsgroei is juist al jaren hardnekkig laag. In Europa blijft die dit jaar steken op 1%, voorspelt de ECB. Vorig jaar was dat 0,8%.

    Zowel in 2019 als in 2020 ziet de ECB niet meer dan 0,9% groei. In de VS stijgt de arbeidsproductiviteit iets harder dan bij ons: met 1,3% op jaarbasis in het eerste kwartaal. Maar ook daar stagneert die groei. De lonen stijgen in de VS wel harder, maar dat lijkt vooral te komen door de veel lagere werkloosheid: momenteel 3,9%. Werkgevers moeten daar wel meer betalen om aan voldoende goede werknemers te komen.

    Derde Industriële Revolutie

    In Europa is dat nog lang niet aan de hand – behalve in Duitsland, zie hierboven. In de eurozone zal de werkloosheid volgens de ECB in 2018 op 8,4% uitkomen. De komende jaren voorziet zij wel een daling – naar 7,8% in 2019 en 7,3% in 2020. Maar die cijfers zijn nog steeds veel te hoog. Niemand weet waarom de arbeidsproductiviteit zo sloom groeit. Wereldwijd zoeken economen koortsachtig naar de oorzaken.

    FRED - Federal Reserve Economic Data - publiceerde onlangs interessante nieuwe aanwijzingen, ontleend aan data uit 24 landen. De cijfers tonen het effect van de zogenoemde Derde Industriële Revolutie, de overgang van industriële productie naar een diensteneconomie. Diensten zijn inmiddels goed voor 81% van de werkgelegenheid en 78% van de toegevoegde waarde. “Naarmate de technologische vooruitgang de industrie meer kapitaal- en competentie-intensief maakt, schept deze sector steeds minder banen.”

    Maar industrie blijft veruit leidend in export (met een aandeel van liefst 92%), in innovatie, afgemeten aan de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (65% van de toegevoegde waarde) en in productiviteitsgroei: ruim 42%. FRED vindt dat logisch – er is nog nauwelijks een wereldwijde handel in diensten – maar constateert ook dat dat snel verandert.

    Even doorbijten

    De bijdrage van diensten aan innovatie neemt de laatste vijftien jaren flink toe, evenals de arbeidsproductiviteit in die sector. Vooral informatie- en communicatiediensten worden steeds exportabeler. Bovendien raken industrie en diensten steeds meer verstrengeld.

    Het zou zo maar kunnen dat wij daardoor in de nabije toekomst weer meer te eisen krijgen van werk- en opdrachtgevers. Pas dan kan ook de inflatie weer duurzaam gaan toenemen. “Gegeven de sterke, positieve correlatie tussen R&D-uitgaven en arbeidsproductiviteit in de dienstensector,” concludeert FRED, “kan de evolutie van innovatie [in diensten] de komende jaren de patronen van groei en industrialisering gaan bepalen.”

    Alleen weet niemand wanneer die omslag zal komen. We moeten dus nog even doorbijten. 

    Deel via: