Nieuw pensioencontract: Wat is de beste toedelingsmethode? De grote uitdaging van het nieuwe pensioencontract is de evenwichtige verdeling van het rendement over de deelnemers. Pensioenfondsen hebben inmiddels de keuze uit twee toedelingsmethoden, die beide hun voordelen en nadelen hebben. Welke methode zou pensioenexpert Marcel Kruse kiezen? 25 februari 2021 14:00 • Door Marcel Kruse Het nieuwe pensioencontract is een vorm van life cycle-beleggen, waarbij het gerealiseerde rendement van de grote collectieve pot over de verschillende deelnemers wordt verdeeld op basis van vastgestelde toedelingsregels. Kern van het nieuwe pensioencontract is dat deelnemers niet langer een vastgestelde pensioenuitkering wordt toegezegd. Om toekomstige pensioenen te stabiliseren, wordt met name aan oudere pensioendeelnemers een beschermingsrendement toegezegd. Dat maakt de uitkering minder gevoelig voor renteveranderingen. Deze pensioenverzekering mag niet ten koste mag gaan van het rendement van jongeren. Een herverdeling van risico’s is niet de bedoeling. Keuzemogelijkheid Helaas is een evenwichtige toedeling makkelijker gezegd dan gedaan. Op de toedelingsmethode, zoals die in de hoofdlijnennotitie van 22 juni 2020 staat beschreven, is helaas wel wat af te dingen. Die kan namelijk leiden tot herverdeling van het renterisico tussen jong en oud. Daarom is in het consultatiedocument van 18 december 2020 een tweede toedelingsmethode toegevoegd. Pensioenfondsbestuurders zullen een keuze moeten maken tussen beide toedelingsmethodieken. Bij het bepalen van het beleggingsbeleid is dit één van de belangrijkste beslissingen die pensioenbestuurders moeten maken. Bedoeling is dat deelnemers een passend rendement krijgen en dat alle belangen evenwichtig worden afgewogen. Wat zijn die twee methoden? Eenvoudig maar minder evenwichtig In de eerste methode, de top-down-methode, is het beschermingsrendement afhankelijk van de nominale rentetermijnstructuur van DNB. Als een deelnemer recht heeft op 100% beschermingsrendement, dan ontvangt die precies het rendement dat DNB heeft bepaald. Dat is eenvoudig uit te leggen. Probleem is alleen dat het in de praktijk niet mogelijk is de nominale rentetermijnstructuur van DNB risicovrij te verdienen. Het is ook onbegonnen werk om een matchingportefeuile in te richten, die exact aansluit bij het toegezegde beschermingsrendement van de verschillende deelnemers. Hierdoor ontstaat er een verschil tussen het vastgestelde beschermingsrendement en het gerealiseerde rendement van de matchingportefeuille. Het grote gevaar is dat deze ruis via de achterdeur van het overrendement alsnog wordt herverdeeld over alle deelnemers, precies dat wat in het nieuwe stelsel moest worden voorkomen. Jongeren krijgen onverwacht en ongewenst met risico’s te maken ten gevolge van het toegezegde beschermingsrendement voor ouderen waar zij niets mee te maken hebben. Omdat in de top-down-methode wordt gewerkt met een matchingportefeuille is de administratie ervan tamelijk eenvoudig en kunnen de kosten laag worden gehouden. Dat is een grote plus. Evenwichtig maar gecompliceerd Bij de tweede methode, ook wel bottom-up-methode genoemd, richt het pensioenfonds aparte renteportefeuilles in met verschillende looptijden waar de leeftijdscohorten in participeren. Achteraf wordt berekend wat het gerealiseerde rendement van deze renteportefeuilles is en de verschillende participanten krijgen dat rendement bijgeschreven. Het grote voordeel van de bottom-up-methode is dat herverdeling van risico’s wordt voorkomen. Nadeel is dat de invulling van de renteportefeuille per pensioenfonds zal verschillen. De methode is ook weinig transparant. Deelnemers weten niet precies hoeveel en welke risico’s zij lopen. Rendementen zijn lastig te verifiëren. Daarnaast is deze methode gecompliceerd, lastig te administreren en duurder. De winnaar is? Welke methode heeft de voorkeur? De eerste methode is in beginsel eenvoudig uit te leggen, want de methode is transparant en verifieerbaar. Het is fijn oudere deelnemers harde toezeggingen te kunnen doen. Voordeel is ook dat het beschermingsrendement voor alle pensioenfondsen hetzelfde is, want deze wordt door DNB vastgesteld. Administreren is relatief eenvoudig. Problematisch is wel dat deze top-down-methode aanleiding kan zijn tot de herverdeling van risico’s. Het verwijt van misleiding ligt dan al snel op de loer. Zeker jongeren kunnen reden hebben tot klagen als het beschermingsredendement voor ouderen deels wordt afgetrokken van hun overrendement. De tweede methode is evenwichtiger, maar minder transparant. Immers, deelnemers ontvangen geen heldere toezegging, en participeren in een aantal ondoorzichtige renteportefeuilles waarvan de inhoud, werking en risico’s voor hen onduidelijk zijn. Herverdeling van risico’s is niet aan de orde. Kosten Bestuurders moeten zelf de afweging maken welke methode het beste past. Bij deze keuze zal zeker ook worden gekeken naar het kostenverschil. De eerste methode is simpel, waardoor het eenvoudig is de kosten laag te houden. Mocht er om die reden voor deze methode worden gekozen, dan moet het bestuur er alles aan doen dat de matchingportefeuille zo goed mogelijk wordt afgestemd op het toegezegde beschermingsrendement. Dat is geen eenvoudige zaak. Marcel Kruse schreef deze column samen met Rik Albrecht, bij meerdere pensioenfondsen betrokken als bestuurder en tevens docent bij pensioenopleidingsinstituut SPO. The articles have been commissioned by Marcel Kruse. The articles are for informational purposes only and does not constitute advice of any kind. While care has been taken in gathering the data and preparing the articles, the authors do not make any representations or warranties as to its accuracy or completeness and expressly excludes to the maximum extent permitted by law all those that might otherwise be implied. The authors accept no responsibility or liability for any loss or damage of any nature occasioned to any person as a result of acting or refraining from acting as a result of, or in reliance on, any statement, fact, figure or expression of opinion or belief contained in the articles. Deel via:
Impactbeleggen 30 jan JSS Green Planet Fund: Kansrijk beleggen in een groene toekomst Beleggen in de toekomst is volgens S. Safra Sarasin beleggen in de groene transitie. Lees meer over het JSS Sustainable Equity Green Planet Fund, dat in de laatste drie jaar niet alleen hard is gegroeid maar ook sterk heeft gepresteerd.
ESG 17 jan ESG is dood, lang leve ESG 2.0! Matt Christensen, hoofd duurzaam en impact beleggen bij Allianz Global Investors, schetst de vijf belangrijkste duurzaamheidsthema's van 2024. Politieke verdeeldheid dreigt het grootste struikelblok te worden.
ESG 01 nov Biodiversiteitsverlies, het megarisico dat slechts enkelen zien Het verlies van biodiversiteit is volgens De Nederlandsche Bank (DNB) een groot risico voor de financiële stabiliteit. Cardano heeft een methode ontwikkeld om dit verlies te meten en zo de beleggingsrisico’s in kaart te brengen. IEXProfs sprak met Dennis van der Putten, Chief Sustainability Officer bij Cardano.
Impactbeleggen 24 jul “Impactbeleggen is pionieren” Als hoofd Private Markets & LDI leidt Rik Klerkx de inspanningen van Cardano om voor z’n klanten, veelal middelgrote pensioenfondsen, een positieve impact en een gezond rendement te boeken. “Hun duidelijke wens is om meer te doen met impactbeleggingen. Wij komen hen tegemoet met maatoplossingen.”
Impactbeleggen 28 jun PE en impactbeleggen vormen een goede combi Private equity heeft volgens Achmea IM veel te bieden aan beleggers die naast een mooi rendement een positieve bijdrage willen leveren aan een betere wereld.
Impactbeleggen 26 jun ”De financiële sector heeft een rol te spelen” Hadewych Kuiper van Triodos Investment Management over de betekenis en het belang van impactbeleggen. “Het is een hardnekkige mythe dat impactbeleggen ten koste zou gaan van rendement.” Dit is de eerste aflevering van een serie interviews over de zin van impactbeleggen.