Over steeds meer onderwerpen lijkt een vorm van schuldgevoel zich van ons meester te maken. Of het nu gaat over het slavernijverleden, de tot voor kort bejubelde prestaties van de VOC, Zwarte Piet, de Gouden Eeuw of het klimaat.
Over alles voelen we ons verantwoordelijk en schuldig over hoe we met deze zaken omgaan of zijn omgegaan. Het enige onderwerp waar niemand een schuldgevoel over lijkt te hebben is de enorme toename van de schuld.
Vorige week kwam het International Institute of Finance (IIF) met een rapport getiteld Attack of the debt Tsunami. De naam van het rapport lijkt een stevig alarmsignaal voor de gevolgen van de almaar oplopende schulden in de wereld.
Enorme schuldgroei
Volgens de onderzoekers is de wereldwijde schuld aan het eind van dit jaar opgelopen tot 277.000 miljard dollar, gelijk aan 365% van het wereldinkomen. Voor de ontwikkelde landen ligt het percentage nog hoger, namelijk op 432% van het nationale inkomen.
Voor opkomende landen is het percentage op 248% ogenschijnlijk gunstiger, maar de problemen zijn daardoor niet kleiner. Veel van deze schuld is in (relatief sterke) valuta van ontwikkelde landen en dat kan in de nabije toekomst problemen geven bij het aflossen van de schuld.
Misschien nog wel ernstiger dan de omvang van de schuld is de enorme groei daarvan in de laatste jaren. Het coronavirus is daarbij zeker niet de enige, zelfs niet de belangrijkste factor.
Slecht nieuws
Sinds 2016 is de schuldenberg met 52.000 miljard dollar gegroeid, waarvan slechts 15.000 miljard in het coronajaar 2020. Van 2012 tot 2016 groeide wereldwijd de schuld met maar 6.000 miljard dollar.
Het slechte nieuws is daarbij dat de enorme schuldengroei plaatvond in een in economisch opzicht behoorlijk zonnige periode. Daken worden kennelijk niet meer gerepareerd bij mooi weer.
Ook niet bij slecht weer overigens, want het nieuwe adagium van de beleidsmakers is vooral de komende jaren niet te bezuinigen. Dat zou de economie alleen maar schade toedoen en het herstel in de weg staan.
Erop los lenen
Is een dergelijk beleid niet hetzelfde als de treinmachinist verzoeken af te zien van een noodstop als er plots een obstakel op het spoor staat, omdat een dergelijke actie ongeriefelijk is voor de passagiers?
Wij, overheden, bedrijfsleven en particulieren, lenen er dus lekker op los. Het feit dat er geen sprake is van enig schuldgevoel komt in eerste instanatie door de zeer lage rente.
De kosten van geld zijn nu eenmaal laag en, zoals het in een goedwerkende markteconomie gaat, dat leidt tot een groeiende vraag naar kapitaal. Acht jaar geleden kostte een tienjarige hypothecaire lening nog circa 5%.
Kritiekloze beleggers
Tegenwoordig krijg je een dergelijke lening al voor een rente van 1%. Dat betekent een prijsverlaging van 80%. Het lijkt mij een no-brainer dat onder die omstandigheden de vraag naar leningen sterk toeneemt.
De tweede oorzaak van de schuldgroei is het nagenoeg ongelimiteerd opkopen van leningen door de centrale banken. Overheden en bedrijven zouden zonder deze kritiekloze beleggers, die alles opkopen wat los en vast zit, beslist niet tot zo veel schulduitgifte kunnen zijn overgegaan.
De vraag is nu of er inderdaad een tsunami aan schulden op ons afkomt. U kunt deze vraag vanuit een positieve invalshoek proberen te beantwoorden.
Geen alternatieven
Die 277.000 miljard dollar aan schuld is tegelijk voor een zelfde bedrag bezit van de houders van de schuld. Het enorme bedrag laat daarmee ook de rijkdom zien van de schuldbezitters.
Het is een argument dat in het verleden, toen de rente nog normaal was, vaak werd gehanteerd. Tegenwoordig vind ik het echter een veel minder sterke redenering.
De rentevergoeding op schuld is extreem laag en in bijna 10% van de gevallen negatief. In reële termen is een nog veel groter deel van de schuld negatief renderend. Verreweg het grootse deel van de obligatiehouders heeft helemaal geen plezier om schuld te bezitten, maar zij doen dan omdat er geen alternatieven zijn.
Vervelend gevoel
Als het even zou kunnen, waren ze die obligaties liever kwijt dan rijk. Feitelijk zouden zowel schuldenaren als schuldhouders een vervelend gevoel moeten hebben van hun positie. In principe is er sprake van een dubbel schuldgevoel.
Er komt een tijd dat de obligatiehouders echt van hun schuld af willen, met name als de rente stijgt. Juist in die omstandigheden krijgen de geldleners, met de stijgende rente, het moeilijker om aan de verplichtingen van de schuld te voldoen.
De stijgende rente zal ook de vraag naar obligaties doen afnemen. De obligatiemarkt staat daarmee aan de vooravond van een afnemende vraag naar obligaties, een toenemend aanbod van obligaties en een groei van de problemen om rente en aflossingen te betalen.
Lokale crises
Dit scenario staat nog los van de mogelijkheid dat de debiteurenproblemen verder toenemen als de economie een tijd stagneert of zelfs (weer) terugvalt.
Het gevaar van een meltdown van de schuldenberg is dus reëel. Echter, er is een element dat mij extra zorgen baart. In het verleden zijn er meer perioden geweest van oplopende schulden, maar meestal waren deze lokaal.
We kennen de schuldenproblematiek in Azië eind jaren 90. Ook Latijns Amerika is vele malen in de problemen gekomen. De eurocrisis was zeer ernstig, maar in zekere zin ook lokaal.
Onbeheersbare reactie
Nu is er op wereldwijde schaal een enorme schuldgroei, die niet het gevolg is van goed afgewogen rationeel beleid. De Covid-19 gerelateerde schuldgroei was weliswaar noodzakelijk om de economie niet (meteen) te laten instorten.
Maar de uitgaven zijn consumptief en vergroten niet de verdiencapaciteit op lange termijn. Het is dus meer dan waarschijnlijk dat ergens in de schuldenketen (grote) problemen ontstaan en een trigger zullen vormen tot een onbeheersbare reactie op financiële markten.
Bedenk tot slot het volgende. Op welke schaal de centrale banken obligaties opkopen en schuld uit de markt halen, uiteindelijk moet schuld altijd terugbetaald worden.
Niets doen is geen optie
Centrale banken zullen een exit-strategie moeten ontwikkelen die zo min mogelijk schade doet aan de financiële markten en de economie. Niets doen en afwachten is voor de centrale banken geen optie.
Zij kunnen hun monetaire handen, als het de komende jaren toch echt mis gaat, niet in onschuld wassen.