Ik blijf erbij: passief beleggen is gewoon het beste Ik blijf voorstander van passief beleggen, ook al doet de Index 20+ het even niet best. Want 88% van de actieve fondsen presteerden slechter dan de benchmark. 1 augustus 2017 08:00 • Door Marcel Tak Vorige week besteedde ik aandacht aan de felle strijd tussen de actieve IEX Fonds40 en de passieve Index20+. Het actieve fonds heeft de eerste helft van 2017 een royale voorsprong van 3% genomen op de passieve tegenhanger. Lees ook: Index20+ versus IEXFonds 40: Met boter en suiker ingemaakt Mijn overtuiging dat stockpicking in het algemeen niet tot een outperformance ten opzichte van de benchmarks leidt, kreeg een geweldige knauw. Natuurlijk kan ik hopen dat tegen het eind van het jaar het verschil weer ten gunste van Index20+ is omgeslagen. Zo lang wil ik echter niet wachten. Om mijn twijfel weg te nemen, duik ik in de cijfers die SPIVA met grote regelmaat publiceert. SPIVA staat voor S&P Indices Versus Active. Onder deze noemer onderzoekt indexuitgever S&P de resultaten van zijn indices tegenover de prestaties van de actieve fondsen. Dat bergt iets van een de slager keurt zijn eigen vlees-element in zich. 88% actieve fondsen slechter dan de benchmark Immers, S&P geeft licenties aan indexfondsen voor het gebruik van zijn indices. Daarmee heeft het bedrijf er belang bij dat de indices beter presteren dan de actieve fondsen. Toch hoor ik weinig kritiek op de onderzoeksresultaten, die bovendien voornamelijk uit droog feitelijk cijfermateriaal bestaan. Met de rendementen van passieve en actieve fondsen valt nauwelijks te manipuleren. Elke keer als ik de cijfers van SPIVA zie, ben ik verbluft. Als het om de grootste markt gaat, die van de VS, blijkt dat over de afgelopen vijf jaar 88% van de actieve fondsen slechter presteerden dan de benchmark. Het cijfer over de laatste drie jaar is nog dramatischer. Maar liefst 93% van de actieve fondsen bleef achter bij de benchmark. Alleen de afgelopen twaalf maanden deden de actieve fondsen het wat minder slecht. Actief doet het beter in India Slechts 66% kon de representatieve index niet bijhouden. In Europa liggen de cijfers voor de langere termijn fractioneel gunstiger voor de stockpickers. Voor de vijfjaars en driejaars periode deed 74% respectievelijk 73% het slechter dan de index. Maar juist voor de korte termijn van één jaar bleef ruim 80% achter bij de benchmark. De resultaten voor alle onderzochte regio’s liggen in lijn met deze cijfers, uitgezonderd die van een aandelenbelegging in India. Over een periode van drie jaar presteert een meerderheid van de actieve fondsen (70%) beter dan de benchmark. Veel reden voor actief optimisme is er ook voor dit land niet, want over de vijfjaars periode doet de index in de meerderheid van de gevallen (55%) het toch weer beter. Geen consistente groep Dat geldt ook voor de korte periode van één jaar, waarin 66% van de stockpickers minder goed presteerde dan de index. Het is duidelijk dat volgens deze onderzoeken actieve managers grote moeite hebben de indices bij te benen. Slechts een klein percentages van de actieve managers over de genoemde periodes slaagt daar wel in. Het probleem is echter dat deze groep niet consistent is. De 12% van de actieve beheerders in de VS die over de afgelopen vijf jaar de index wel wist te verslaan, is niet consistent dezelfde groep. Integendeel, zo toont SPIVA in een ander, misschien nog wel interessanter onderzoek aan. Twee keer per jaar publiceert S&P de Persistence Scorecard, waarin wordt bekeken of actieve manager die bovengemiddeld presteren, dat ook consistent over een langere periode doen. Verzachtende omstandigheden? De cijfers zijn feitelijk ontluisterend. Van de 568 Amerikaanse fondsen die in maart 2015 tot de beste 25% van de fondsen behoorden, stond in maart 2017 nog maar 2% in deze top. Voor de 5-jaars periode zijn de cijfers nog sprekender. Geen enkel fonds dat destijds bij de beste 25% behoorde, stond vijf jaar later opnieuw in het rijtje van 25% beste fondsen. Nog een laatste opvallend cijfer: niet meer dan 5% van de fondsen slaagde er vijf jaren achtereen in bij de beste 50% over één jaar te behoren. Statistisch gezien zou dat percentage 6,25% moeten zijn. Dit komt wel heel dicht in de buurt van de apen die met de bekende pijltjes tot betere resultaten komen dan de professionals. De resultaten van de SPIVA onderzoeken zijn zo slecht voor actief beheer, dat ik naarstig op zoek ben naar verzachtende omstandigheden. Veel indexhuggers Mogelijk dat onder de actieve fondsen veel indexhuggers zijn opgenomen. Dat zijn fondsen die het meer als een risico zien af te wijken van de index, dan met uitgesproken beleid tot werkelijke toegevoegde waarde te komen. Door het aanschurken tegen de index en de hogere kosten die ze berekenen, is een chronische underperformance ten opzichte van de benchmark hun onvermijdelijke lot. Het aantal werkelijk actieve fondsen dat een outperformance geeft, is daarmee mogelijk groter dan op grond van de SPIVA-cijfers naar voren komt. Een tweede punt is dat de cijfers geen onderscheid maken naar omvang van de actieve fondsen. Mogelijk dat fondsen die kleiner van omvang zijn vaker een outperformance geven dan de grotere fondsen die minder flexibel zijn om een uitgesproken beleid te voeren. Niet genoeg details Een derde punt, en dat vind ik het belangrijkste, is dat SPIVA de resultaten van de fondsen vergelijkt met de indices exclusief kosten. Dat geeft op zichzelf een helder beeld of actief beheer de index kan verslaan. Maar vanuit de vraag van beleggers of voor actief dan wel passief beheer moet worden gekozen, is het belangrijk wat de performance van actieve fondsen is ten opzichte van indexfondsen (in plaats van indices). Zelfs indexfondsen met een zeer lage officiële kosten (TER) van rond 0,1%, kunnen werkelijke kosten hebben die op 0,3% of hoger liggen. Bijvoorbeeld door inefficiënties in de teruggave van ingehouden dividendbelasting. Omdat SPIVA ook niet aangeeft wat de gemiddelde underperformance van actieve fondsen is, is er geen schatting te maken hoeveel de actieve fondsen underperformen in vergelijking tot ETF’s. Ondanks deze nuanceringen, is het voor mij duidelijk dat zowel op basis van de underperformance cijfers als op grond van de consistentie cijfers, passief beleggen in het algemeen de voorkeur verdient. Nu moet Index20+ dat alleen nog even waarmaken in de tweede helft van 2017. Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
J. Safra Sarasin Sustainable Asset Management 18 apr "Reshoring biedt mooie kansen voor groene beleggers" Volgens fondsmanager Daniel Lurch van het JSS Sustainable Equity Green Planet fonds van J. Safra Sarasin profiteren met name de duurzaamste bedrijven van de huidige herschikking van de wereldwijde productieketen. Welke dat zijn?
Impactbeleggen 11 apr “Het is fijn om goed te doen” Ook buiten Nederland is impactbeleggen ontdekt. Het Schotse Baillie Gifford bijvoorbeeld lanceerde in 2017 het Positive Change Fund. Vlak voor Pasen was Rosie Rankin, medeverantwoordelijk voor dit fonds, over in Amsterdam voor de tweedaagse Impact Europe Summit in de Beurs van Berlage. Rob Stallinga sprak met haar.
Impactbeleggen 03 apr "Impactbeleggers staan aan de goede kant van de geschiedenis" Hadewych Kuiper, directeur beleggingen bij Triodos IM, is niet onder de indruk van alle berichten dat duurzaam beleggen het beste heeft gehad. "Zo ziet tegenwerking van vooruitgang eruit."
Impactbeleggen 30 jan JSS Green Planet Fund: Kansrijk beleggen in een groene toekomst Beleggen in de toekomst is volgens S. Safra Sarasin beleggen in de groene transitie. Lees meer over het JSS Sustainable Equity Green Planet Fund, dat in de laatste drie jaar niet alleen hard is gegroeid maar ook sterk heeft gepresteerd.
ESG 17 jan ESG is dood, lang leve ESG 2.0! Matt Christensen, hoofd duurzaam en impact beleggen bij Allianz Global Investors, schetst de vijf belangrijkste duurzaamheidsthema's van 2024. Politieke verdeeldheid dreigt het grootste struikelblok te worden.
ESG 01 nov Biodiversiteitsverlies, het megarisico dat slechts enkelen zien Het verlies van biodiversiteit is volgens De Nederlandsche Bank (DNB) een groot risico voor de financiële stabiliteit. Cardano heeft een methode ontwikkeld om dit verlies te meten en zo de beleggingsrisico’s in kaart te brengen. IEXProfs sprak met Dennis van der Putten, Chief Sustainability Officer bij Cardano.