Marcel Tak: Europese ETF-belegger wordt in het ootje genomen iShares en ook veel andere ETF-aanbieders nemen de Europese belegger in het ootje door het onvolledige rendement van de te volgen index te publiceren. Marcel Tak roept toezichthouders op er iets aan te doen. 2 mei 2017 13:50 • Door Marcel Tak Gelijk hebben ze, de experts die aanwezig waren op een conferentie van de Britse bank HSBC. IEXProfs meldde er via een Must Read over. Zij gaven aan dat als het om de keuze van een ETF gaat, de belegger zich niet alleen moet laten leiden door de officiële kosten. Minstens zo belangrijk is de tracking error van de ETF ten opzichte van de onderliggende index. Passieve fondsen die op dit gebied slecht scoren kunnen per saldo onaantrekkelijk zijn, ook al hebben zij een lage Total Expense Ratio (TER). De vaste lezers van mijn ETF-recensies zullen begrijpen dat ik het volledig eens ben met deze constatering. Officiële kosten Natuurlijk is het belangrijk dat ETF’s de officiële kosten zo laag mogelijk houden. Op het gebied van hoogte van de TER is er veel concurrentie. De laatste jaren zijn deze steeds verder gedaald. De bij mijn weten goedkoopste ETF is momenteel de Schwab US Broad Market ETF, met een TER van 0,03%. Vlak daarachter zit onder andere de iShares Core S&P 500 ETF met 0,04%. Beide ETF’s zijn genoteerd in de Verenigde Staten. Het zal vast en zeker niet lang duren voordat de eerste 0% kosten ETF het licht ziet. In de TER is in iedere geval de beheerfee opgenomen, maar ook administratiekosten en overige vaste kosten vormen de officiële kosten. Maar ja, die (officiële) kosten zeggen niet alles. De tracking error bepaalt het uiteindelijke resultaat van de ETF ten opzichte van de onderliggende index. Dividendlekkage De tracking error wordt, naast de hoogte van de TER, bepaald door transactiekosten, de efficiëntie waarmee transacties worden uitgevoerd (indexaanpassingen) en de wijze waarop met binnengekomen liquiditeiten en dividenden wordt omgegaan. Een ander belangrijke factor is de (on)mogelijkheid om de ingehouden dividendbelasting terug te vorderen (dividendlekkage). Het verschil tussen het werkelijke rendement van het fonds en het brutoresultaat van de te volgen index zijn de werkelijke kosten waarmee de belegger te maken heeft. Dat kan een groot verschil opleveren met de officiële kosten. Voor de twee goedkope ETF’s van Schwab en iShares valt het verschil mee. Hoewel, het is maar hoe je de cijfers presenteert. Voor beide fondsen liggen de werkelijke kosten over de laatste twaalf maanden op 0,06%. Dat is slechts 0,03% respectievelijk 0,02% hoger dan de officiële kosten. Twee keer zo hoge kosten Maar je kunt ook zeggen dat de werkelijke kosten in het geval van de Schwab ETF twee keer zo hoog zijn dan de officiële. Grote verschillen In absolute termen kunnen de verschillen groter zijn dan voor deze twee ETF’s geldt. Zoals voor de iShares MSCI EMU ETF, die noteert aan Euronext. Volgens iShares zijn de officiële kosten 0,40%. Als we kijken op de website van de ETF-aanbieder, dan blijkt over 2016 het fonds zelfs 0,29% beter te hebben gepresteerd dan de index. Dat lijkt vreemd, maar komt omdat iShares de prestatie vergelijkt met de netto MSCI EMU index. Vergelijken we het fondsrendement met de bruto index, dus voor aftrek van dividendbelasting, dan blijkt het indexrendement 5,25% over 2016, wat 0,59% hoger is dan het fondsrendement van 4,66%. De werkelijke kosten liggen met 0,59% derhalve 0,19% hoger dan de TER aangeeft. Eén van de deskundigen op de HSCB bijeenkomst ‘verwijt’ beleggers alleen naar de TER te kijken, terwijl er zoveel meer informatie beschikbaar is over de (werkelijke) prestatie van de ETF. Dat is een juiste constatering. Wat mij echter opvalt, is dat Amerikaanse beleggers betere informatie krijgen dan de Europese. Verschillen in TER Van de iShares S&P500 ETF zijn verschillende versies beschikbaar, één met een notering en vergunning in de Europese Unie, en één voor de VS. Er zijn nogal wat verschillen tussen beide ETF’s. Dat begint met de TER, die voor de Europese versie 0,07% bedraagt. Dat is bijna twee keer zoveel dan de 0,04% die Amerikaanse beleggers betalen. Als het gaat om de werkelijke prestaties zijn de verschillen nog groter. Over 2016 behaalde de in de VS genoteerde ETF een rendement van +11,90%, terwijl de Europese ETF bleef steken op +11,54%. Dat is een behoorlijk verschil en vergeleken met de bruto-indexprestatie (+11,96%) zijn de werkelijke kosten van de Europese iShares ETF gelijk aan 0,42%. Belasting(in)efficiënties Amerikaanse beleggers betalen slechts 0,06%, zoals eerder aangegeven. Het verschil zal te maken hebben met onder meer belasting(in)efficiënties en kosten van Europese regelgeving. Dat er een verschil in prestatie is, is tot daar aan toe. Elke belegger kan kiezen welk fonds hij uiteindelijk wil kopen. Wat mij ergert, is dat de Amerikaanse belegger netjes door iShares wordt geïnformeerd over de prestatie van de S&P500 bruto-index. Zo kan hij of zij in één oogopslag zien dat de werkelijke kosten 0,06% zijn. iShares vindt dat de Europese belegger alleen de prestatie van de netto-index hoeft te weten (+11,23%). Bij de fondsprestatie van 11,54% lijkt het er dan op alsof de index is verslagen, net als bij de MSCI EMU ETF het geval is. Meer dan de TER-ratio Het beoordelen van de ETF is inderdaad meer dan alleen de TER-ratio en er is zeker meer informatie beschikbaar om werkelijke kosten in beeld te brengen. iShares, maar ook de meeste andere ETF-aanbieders, vinden echter dat de Europese belegger in het ootje kan worden genomen door het onvolledige rendement van de te volgen index te publiceren. Europese toezichthouders, wordt wakker. Doe er wat aan! Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en oprichter/beheerder van het Bufferfund. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Deel via:
Assetallocatie 08:00 De succesvolle terugkeer van de 60/40-portefeuille Ewout van Schaick heeft samen met de rest van het multi-asset-oplossingen-team van Goldman Sachs AM grote verwachtingen van portefeuilles die bestaan uit 60% aandelen en 40% obligaties. Zowel voor aandelen als obligaties zijn de vooruitzichten zonnig. Mochten markten desondanks corrigeren, dan biedt de 60/40-portefeuille de spreidingsvoordelen om de klap te verzachten.
Assetallocatie 27 mrt Cash is meer king dan ooit In Europa kan een belegger dit jaar met een mix van cash en kortlopende leningen bruto tussen de 3% en 4% verdienen. Waarom dan nog risico's nemen met obligaties en aandelen, zo vraagt Alain Richier van Ostrum Asset Management zich af.
Assetallocatie 25 mrt Rabobank surft mee op recordgolf Rabobank heeft geen last van hoogtevrees. Aandelen blijven favoriet boven obligaties. De bank ziet zich gesteund door de hoge winstgroei en de historie: records komen immers zelden alleen.
Assetallocatie 21 mrt Geef uw portefeuille een boost! Yvo van der Pol, hoofd Benelux & Nordics bij PGIM Investments, is bijzonder gecharmeerd van de meer risicovolle obligaties, aandelen met sterke groeimogelijkheden en datacenters.
Assetallocatie 21 mrt U zoekt een sterk presterend mixfonds? Het is volgens Thomas de Fauw van Morningstar essentieel voor beleggers om de strategie, het proces en de beloften van fondsmanagers van mixfondsen te doorgronden.
Assetallocatie 20 mrt “Dit is een positief verhaal” Karen Ward, hoofd beleggingsstrategie EMEA bij JP Morgan AM, ziet dit jaar zonnig in, voor de Europese economie en voor Europese aandelen in het bijzonder. Ook China zou wel eens positief kunnen verrassen. Komen deze optimistische verwachtingen niet uit, dan houden obligaties en private beleggingen het portefeuillescheepje wel recht.